maandag 1 juni 2009

eczeem


Eczeem bij kinderen


Constitutioneel eczeem of dauwworm is een chronische huidaandoening die al op jonge leeftijd kan ontstaan, soms al voor het eerste levensjaar. Vervelend voor het kind, op zijn minst. Wat is het en wat kun je er aan doen?

Symptomen
Kinderen met constitutioneel eczeem hebben vaak een (over)gevoelige en droge huid. De huid vertoont rode plekken, bultjes, (vocht)blaasjes, vochtafscheiding, schilfers en kloofjes. Het ziet er niet zo mooi uit, maar vooral ook geeft het je kind veel last van jeuk.
Omdat bij hele jonge kinderen de vochtige plekken vaak het belangrijkste symptoom zijn, wordt het ook wel dauwworm genoemd. "Dauw" omdat de plekken wat op dauwdruppels lijken, "worm" omdat het om ringvormige plekken gaat.

Hoe lang duurt het?
Veel mensen met constitutioneel eczeem hebben jeuk, maar niet zo erg dat het dwingt tot krabben. In tijden waarin het eczeem erger is, wordt de jeuk heviger. Deze jeuk treedt dan vaak in aanvallen op en is niet of heel moeilijk te weerstaan. Binnen enkele minuten breidt de jeuk zich over bepaalde lichaamsdelen of het hele lichaam uit. Dit soort aanvallen duurt meestal een half uur tot een uur. Het is niet te voorspellen wanneer de volgende aanval intreedt. Soms is dat dezelfde dag nog, soms na enkele dagen of pas na enkele weken of maanden.
De aandoening kan enkele maanden klachten geven, maar het kan ook jaren duren. Perioden zonder klachten wisselen dan vaak af met perioden waarin het eczeem ernstig is. Gewoonlijk blijft het eczeem gedurende enkele jaren bestaan om dan weer te verdwijnen, soms voor het verdere leven. Het kind is er dan "overheen gegroeid".
Een kleine groep (25%) houdt veel langer last van het eczeem en heeft er na zijn twintigste verjaardag nog steeds last van. Maar ook bij deze groep neemt de ernst van het eczeem meestal af bij het ouder worden.

Erfelijkheid
Waarom het ene kind (constitutioneel) eczeem krijgt en het andere niet is nog niet helemaal duidelijk. Meerdere factoren spelen een rol, maar wel is duidelijk dat erfelijke aanleg een belangrijke factor is.
Andere factoren die een rol spelen bij eczeem zijn bijvoorbeeld stress, overgevoeligheid voor bepaalde stoffen (bijv. zeep, nylon kleding) of allergien (bijv. pollen, haren van huisdieren). In de praktijk blijkt dat met name bij jonge kinderen voeding een rol kan spelen bij eczeem.
Veel huisartsen zijn echter terughoudend in het doen van allergietesten bij kleine kinderen, omdat de test in veel gevallen voor zo'n kleintje ingrijpender is dan de last die ze van de eczeem hebben. Pas als het eczeem niet onder controle is te krijgen met (cortisone)cremes wordt er eventueel getest. Overleg met je eigen huisarts wat het beste is in jullie geval.

Wat te doen tegen eczeem?
Het belangrijkste is de huid te verzorgen. Dagelijks insmeren met een creme die de droge huid verzorgt zoals koelzalf of vaseline. Sla niet over, ook niet als er even wat minder last lijkt te zijn.
Sosm wordt door de huisarts een zogenaamde hormoonzalf voorgeschreven, ook wel corticosteroïdzalf of cortisonezalf genoemd. In deze zalf zit een stof die is afgeleid van het natuurlijk horoom cortisol. Corticosteroïden werken op de huid als een afweeronderdrukker. Deze zalven zijn er in verschillende sterktes. Veel mensen staan huiverachtig tegenover cortisone, maar jarenlange ervaring heeft geleerd dat het mits gebruikt in de juiste dosering geen nevenwerkingen heeft.

Huis tuin en keuken tips om de jeuk te verminderen:
Bad en douche drogen de huid nog verder uit. Stop je kind dus niet elke dag in bad als dat niet nodig is. Voor een baby is eens in de twee dagen echt genoeg.
Gebruik overvette zeep of badolie.
Zorg voor korte en schone nageltjes. Dit voorkomt dat je kind de huid al te zeer beschadigt en infecteert als het krabt.
Warmte of kan de jeuk verergeren. Let op met zon en centrale verwarming. Kort lauw douchen of met de ventilator op de jeukende plekken blazen kan verlichting brengen.
Stress is een factor die eczeem verergert, zorg dus voor ontspanning en afleiding.
Draag katoenen kleding en gebruik ongeparfumeerde babyolie en zeep en vermijd wasverzachter.
Liever geen huisdieren. Katten, honden of vogels kunnen eczeem verergeren.
Kies voor een harde vloer in plaats van tapijt of vloerkleden, zeker op de slaapkamer van het kind.
Niet krabben!

Krabben bij jeuk is een soort reflex, en dus moeilijk tegen te houden, zeker bij kleine kinderen. Maar het is niet goed voor de huid en op de lange duur verergert het het eczeem alleen maar. Krabben beschadigt de huid nog meer waardoor nieuwe irritatie, beschadigingen en infecties optreden die het eczeem en de jeuk verergeren. Je komt zo in een vicieuze cirkel terecht.

inentingen

In het eerste jaar zal je baby tijdens de controles op het consultatiebureau voor DKTP-Hib (difterie, kinkhoest, tetanus, polio en Hib), Pneu(pnemokokkeninfecties) en BMR (bof, mazelen, rode hond) worden ingeënt. Deze ziekten kunnen stuk voor stuk ernstige gevolgen hebben.

Ziekten waartegen ingeënt wordt
Kinkhoest kent ernstige complicaties, zoals longontsteking. Door zuurstoftekort kan er hersen- of longbeschadiging optreden. Vooral bij kinderen tot 6 maanden verloopt de ziekte vaak zeer ernstig. Difterie (vroeger ook wel kroep genoemd) kan als complicatie de hartspier en het zenuwstelsel beschadigen. Polio (ook wel kinderverlamming genoemd) veroorzaakt verlammingen en is niet met medicijnen te behandelen. Tetanus (kaakklem) is een ernstige ziekte met een hoge sterftekans. Hib is een afkorting voor een bacterie met de naam Haemophilus Influenza Type B. Deze bacterie kan de veroorzaker zijn van hersenvliesontsteking bij kleine kinderen. Kinderen die tegen Hib zijn ingeënt kunnen nog wel hersenvliesontsteking krijgen die door een andere bacterie of virus wordt veroorzaakt.


Bijwerkingen
Aan de andere kant zijn er in een heel klein aantal gevallen ook kinderen die na een vaccinatie last krijgen van ernstige bijwerkingen (wegvallen, stuipen, zeer hoge koorts). "Normale" bijwerkingen komen vaker voor: lokale reacties zoals een rode plek of zwelling op de plek waar geprikt is, koorts of huilerigheid. De ene baby zal onrustiger slapen na een vaccinatie, de ander zal juist veel slaperiger zijn dan normaal. Buikpijn en hoofdpijn zijn bijwerkingen die bij 10 procent van de kleuters en grotere kinderen optreedt na een vaccinatie. De meeste bijwerkingen treden op dezelfde dag als de inenting op en duren 24 of hooguit 48 uur. Als de reacties erg heftig zijn of langer duren, ga dan naar de huisarts voor advies. Bij de BMR inenting zullen de bijwerkingen pas na 5 tot 12 dagen optreden.

Wanneer niet inenten?
Hoewel de meeste ouders hun kinderen wel laten inenten is het niet verplicht. Vraag in ieder geval het consultatiebureau om niet in te enten als het hoge koorts heeft, slecht reageerde op voorgaande vaccinaties, ooit een ernstige reactie heeft vertoond op het eten van ei, epilepsie of bloedingstoornissen of bij ernstige ziekten zoals kanker en HIV.
Heb je twijfels of wil je meer weten of je je baby wel wilt laten inenten en op welke leeftijd, kijk dan op Kritisch Prikken.


rijksvaccinatieprogramma
Op welke leeftijd worden kinderen waarvoor ingeënt? Zie hieronder het schema van (het Nederlandse) rijksvaccinatieprogramma kent het volgende schema voor de verschillende inentingen:- 2e maand 1e inenting D.K.T.P. + Hib-1 + Pneu -

3e maand 2e inenting D.K.T.P. + Hib-2 + Pneu -

4e maand 3e inenting D.K.T.P. + Hib-3 + Pneu -

11e maand 4e inenting D.K.T.P. + Hib-4 + Pneu - 14e maand 1e inenting B.M.R. + MenC Met 4 jaar

5e inenting D.T.P. + aK

Met 9 jaar 6e inenting D.T.P. en 2e inenting B.M.R.

Waarbij de afkortingen staan voor:

D.K.T.P. = difterie, kinkhoest, tetanus, pokken

Hib = haemophilus influenza type B bacterie B.M.R. = bof, mazelen,

rode hond Pneu = pneumokokkeninfecties

MenC = meningokokkenC

aK = acellulaire kinkhoestvaccin

hoogbegaafd

Het vroegtijdig herkennen van hoogbegaafdheid

Elke ouder wil graag dat zijn kind slim is. Maar wanneer is een kind nu echt hoogbegaafd? En hoe kan je als ouder op vroege leeftijd signalen van hoogbegaafdheid herkennen?
Over het algemeen wordt gesproken over hoogbegaafdheid wanneer het kind een IQ van 130 of meer heeft. Maar hoogbegaafdheid gaat verder dan alleen een hoog IQ. Er zijn verschillende begaafdheidsgebieden die los van elkaar staan. Zo is de een extreem goed in het ontcijferen van wiskundige vraagstukken, terwijl de ander een muzikale gave heeft. Wel is het zo dat hoogbegaafde kinderen over het algemeen op alle gebieden hoger dan gemiddeld scoren.
Geen garantie voor succes


Toch staat hoogbegaafdheid niet garant voor resultaat. Ook hoogbegaafde kinderen moeten door hun omgeving gestimuleerd worden om te komen tot hun prestaties. Daarvoor is het ook van belang dat het kind zich geaccepteerd voelt zoals het is. Bij gebrek aan de juiste uitdaging en motivatie, of bijvoorbeeld bij afwijzing door de groep kan het voorkomen dat het kind helemaal niet meer wil leren, of gaat onderpresteren.


Het hoogbegaafde kind heeft vaak in de gaten, dat het anders is dan anderen. Het gevaar is dat het kind hierdoor een laag zelfbeeld zou kunnen ontwikkelen. Een belangrijk aspect daarbij is dat het hoogbegaafde kind vaak een asynchrone ontwikkeling doormaakt. Dat wil zeggen dat het op een gebied al ver op de kalenderleeftijd vooruit is, terwijl het op een ander gebied met de kalenderleeftijd meeloopt of zelfs iets achter is. Dat is natuurlijk best verwarrend. Hierdoor hebben hoogbegaafde kinderen vaker dan gemiddeld moeilijkheden met sociale contacten. Kinderen die iets anders (ingewikkelder) praten dan anderen, of interesses hebben waar andere kinderen (nog) niet aan toe zijn worden soms niet helemaal begrepen.

Kenmerken
Ouders kunnen een belangrijke rol spelen in het vroegtijdig herkennen van signalen die kenmerkend zijn voor hoogbegaafdheid. Zie hieronder de lijst met kenmerken van hoogbegaafheid bij kinderen. Sommige van deze signalen horen tevens bij een normale ontwikkeling van het kind: deze kenmerken alleen zijn dus onvoldoende om vast te stellen dat uw kind hoogbegaafd is. Wel is het zo dat wanneer de meeste van de kenmerken van toepassing zijn, dit een goede indicatie is voor hoogbegaafdheid.
Kenmerken hoogbegaafdheid bij jonge kinderen:
Het langdurig concentreren op zaken die hem/haar interesseren. Laat zich soms zo diep met zaken in dat hij/zij zich niet meer bewust is van iets anders - "zit in een eigen wereld";
Het op twee of drie dingen tegelijkertijd kunnen concentreren en het bezitten van een uitstekend geheugen;


Het goed kunnen redeneren en bedenken van creatieve manieren om problemen op te lossen. Het zien van veel mogelijke antwoorden/oplossingen;
Het extreem nieuwsgierig zijn. Vragen als "Waarom?", "Hoe?" "Wat als.?". Sterke interesse in oorzaak-gevolg relaties en abstracte begrippen zoals liefde, zin van leven/dood. Probeert graag nieuwe dingen uit;
Het hebben van een vroegtijdige spraakontwikkeling, of laat beginnen met praten maar dan wel vloeiend. Gebruikt gevorderde zinsstructuur en woordenschat. Legt ideeën uit op complexe, ongebruikelijke wijze en geeft complexe antwoorden op vragen;
Het intens reageren op geluid, smaak, geur of gevoel door het tonen van emotie (huilen, boos, opgewonden zijn);
Het op jonge leeftijd meer bezig zijn met "leren" dan met "spelen" (en haalt dan soms later dat spelen in) en het hebben van interesse in kalenders, klokken, kaarten en structuren. Speelt vaak liever met oudere kinderen/ volwassenen, vindt zelf gecompliceerde spelletjes uit en houdt van puzzels;
Het vroegtijdig kunnen lezen, zichzelf aanleren van lezen. Het houden van het spelen met woorden;
Het hebben van een spontaan en/of gevorderd gevoel voor humor;
Het houden van stimulatie en actie, zelden tevreden zijn met stilzitten;
Het hebben van een levendige verbeelding. Soms moeite met het scheiden van echt en verzonnen. Dit leidt tot allerlei angsten;
Het minder nodig hebben van slaap;
Wanneer de meeste kenmerken voor u herkenbaar zijn, raden wij aan om contact op te nemen met een consultatiearts ter verdere ondersteuning. Voor verdere vragen of informatie kunt u een reactie plaatsen op onze site.

autisme


Het is inmiddels een veel gehoord onderwerp. Het lijkt wel alsof er tegenwoordig veel meer autistische kinderen zijn dan vroeger. Natuurlijk waren die er vroeger ook, maar er is inmiddels veel meer aandacht voor autisme en aan autisme gerelateerde afwijkingen. En er wordt gelukkig steeds meer bekend over de verschillende stoornissen in het autistisch spectrum.
Niet elk kind met autisme heeft last van dezelfde stoornissen. Je kunt dan ook niet spreken van een stoornis maar van een spectrum van autistische stoornissen waarbij de aard van de stoornissen en de ernst ervan kunnen verschillen.


Wat is autisme?
Autisme is een aangeboren stoornis die gekenmerkt wordt door een afwijkende sociaal-emotionele ontwikkeling, evenals een gebrekkige ontwikkeling in taal en communicatieve vaardigheden. Daarnaast vertonen kinderen met autisme beperkte gedragspatronen.
Een kind met autisme of een autisme verwante stoornis ervaart de wereld totaal anders dan "normale" mensen dat doen. Autisme wordt ook wel een informatieverwerkingsstoornis genoemd. De informatie, de waarneming, komt bij mensen met een dergelijke stoornis in losse delen binnen, en moet eerst als een soort puzzel in elkaar worden gezet. Dat is voor mensen zonder autisme moeilijk voor te stellen. Het is te vergelijken met het emigreren naar een vreemd land met een vreemde taal en vreemde gebruiken.


Kinderen met autisme hebben moeite met het 'ontcijferen' van de voor ons duidelijke leefomgeving. Dat wil zeggen dat zij moeite hebben met het verlenen van betekenis aan dingen. Zij weten niet wat komen gaat of wat van hen verwacht wordt. Dit leidt tot stress en angst.
Omdat onze wereld moeilijk begrijpbaar is voor kinderen met autisme, trekken zij zich vaak terug. Ook verlenen zij excessief belang aan bepaalde volgorden van gebeurtenissen en bepaalde handelingen. Dit in een poging om orde in de chaos te scheppen.

Het vroegtijdig herkennen van Autisme
Sommige kinderen vertonen echter niet alle symptomen van autisme. Dan wordt gesproken van een autisme verwante stoornis (ASS). Vanwege de moeilijk te stellen diagnose rondom autisme en autisme verwante stoornissen vinden de meeste diagnosen pas op latere leeftijd plaats. Een dergelijk late diagnose leidt tot een voortdurende overvraging en een nog verder vertraagde ontwikkeling van het kind.


Als ouder kun je een belangrijke rol spelen in het vroegtijdig herkennen van signalen die kenmerkend zijn voor autisme. Daarom is hieronder een korte lijst met kenmerken voor je opgesteld. Sommige van deze signalen horen tevens bij een normale ontwikkeling van het kind. Dat betekent dat je zich niet direct zorgen hoeft te maken bij het herkennen van je kind in enkele kenmerken. Deze kenmerken alleen zijn dus onvoldoende om de diagnose ASS te stellen. Wel is het zo dat wanneer de meerderheid van de kenmerken van toepassing zijn op je kind, dit een indicatie kan zijn voor een ASS.


Bij kinderen van 0 - 2 jaar:
Het ontbreken van lachen naar de ouders;
Het ontbreken van oogcontact;
Het niet anticiperen op het opgepakt worden;
Het niet opzoeken van anderen om troost of affectie;
Het niet met ongenoegen reageren op het vertrek van de ouders;
Het niet zwaaien naar ouders, ontbreken van begroetingen.
Kinderen boven de 2 jaar:
Het niet graag spelen met andere kinderen;
Het obsessief bezig zijn met bepaalde handelingen en/of speelgoed;
Het constant op en neer wiegen;
Het niet of vertraagd op gang komen van de taalontwikkeling;
Het fladderen met handen en/of armen;
Het weinig initiatief nemen in het aangaan van contact;
Het moeite hebben met het houden van fysieke afstand naar anderen;
Het letterlijk nemen van wat gezegd is;
'Papegaaien', het zinloos en letterlijk herhalen van eerder gehoorde woorden en zinnen;
Het nauwelijks reageren op pijnprikkels of het roepen van zijn naam;
Het overgevoelig reageren op geluiden.
Wanneer de meeste kenmerken herkenbaar zijn, raden wij aan om contact op te nemen met je huisarts ter verdere ondersteuning.
Tips voor ouders van autistische kinderen
Het is vaak vermoeiend om een autistisch kind op te voeden. Vaak raakt je kind al overstuur bij dingen waar je zelf nog niet bij had stilgestaan. Ook is het een dagelijkse strijd om (nieuwe) vaardigheden aan te leren. Soms lijkt het wel of je kind gewoonweg niet wil!
Niets is echter minder waar. Een autistisch kind wil vaak wel, maar kan simpelweg niet. Het zit zichzelf in de weg. Doordat het zich niet zo lang kan concentreren, omdat iets anders gaat als normaal, of omdat iets nieuw of angstaanjagend is.
Helaas kan een kind niet van zijn autisme genezen worden. Wel kan het vaardigheden leren waardoor het zich staande kan houden in zijn eigen (sociale) omgeving. Daaraan kun je als ouders een grote bijdrage leveren. Daarom staan hieronder enkele tips die de dagelijkse omgang met een kind met een autistische stoornis kunnen vergemakkelijken.
Praktische tips
Heel algemeen genomen is het van belang om autistische kinderen te helpen hun omgeving te begrijpen. Zij ervaren de wereld anders dan "normale" mensen. Daarom moet het kind geleerd worden hoe alles in zijn omgeving te werk gaat. Je kunt proberen om zoveel mogelijk duidelijkheid te bieden aan je kind door middel van:
Het gebruiken van duidelijke taal, bijvoorbeeld door woorden als 'misschien' te vermijden;
Het maken van concrete afspraken. Als je kind nog geen klok kan lezen, kan een zandloper aangeven hoelang hij/ zij ergens mee bezig kan zijn;
Het vermijden van plotselinge veranderingen. Deze kunnen stressvol zijn voor je kind. Zelfs goed bedoelde verrassingen kunnen door je kind als vervelend ervaren worden;
Het gebruiken van pictogrammen of foto's (zie hieronder).
Pictogrammen of foto's
Kinderen met autisme vinden het makkelijker om te leren via zien dan horen. Uitleg met behulp van tekeningen of foto's zijn dus het duidelijkst.
Je kunt je kind voorbereiden op wat hij op een dag gaat ondernemen door te werken met pictogrammen. Een dagprogramma met dergelijke pictogrammen geeft structuur en veiligheid. Dat betekent niet dat je niet kan afwijken van een dergelijk programma, een pictogram voor 'speciale activiteiten' biedt uitkomst. Zo kan bijvoorbeeld een tekening van een boom betekenen dat jullie naar het park gaan, of het hangen van een foto van de jas van je kind boven de kapstok kan aangeven dat daar de jas wordt opgehangen.
Heeft je kind moeite met keuzes maken, laat hem dan kiezen uit enkele activiteiten die je aanbiedt aan je kind (bijvoorbeeld: een plaatje van een pop en een plaatje van een bal). Bij peuters kan ook gewerkt worden met delen van voorwerpen zelf. Het laten voelen aan een stukje badpak kan betekenen dat jullie gaan zwemmen.
Als je stap voor stap foto's maakt van een handeling (bijvoorbeeld tanden poetsen, naar de wc gaan) kan het kind zich deze eigen maken. Ook het letterlijk per stap voordoen kan hem helpen te begrijpen wat er van hem verwacht wordt.

Omgaan met de angsten van je kind
Wanneer je elke dag opnieuw een strijd met je kind aan moet gaan omdat het een bepaalde situatie vervelend vindt, kan het helpen om de situatie aan te geven. Als hij bijvoorbeeld niet graag in bad gaat, kun je proberen duidelijk aan te geven wanneer het badtijd is. Dat kan door een badeendje te gebruiken als teken, of een foto van het bad te verwerken in het dagprogramma. Laat via het dagprogramma zien dat het daarna tijd is voor een 'leuke' activiteit.
Probeer ook te achterhalen waar je kind bang voor is. Is hij bang dat het net als het water in het putje gezogen wordt, bang shampoo in zijn ogen te krijgen of houdt hij niet van water? Wanneer de oorzaak van de angst duidelijk is, kun je de angst tegengaan. Door te laten zien dat dingen niet in het putje passen, dat je geen shampoo in je ogen krijgt met een washandje voor je ogen, of te spelen met water zodat het kind positieve ervaringen op kan doen met water.
Geef toe dat het soms lastig is
Verder is het natuurlijk erg belangrijk dat je als ouder niet overspoeld raakt door de ergernissen die het opvoeden van je kind met zich meebrengt. Probeer hierover te praten met je partner, familie/ vrienden en laat weten wanneer het je eventjes te veel is. Je hoeft je daar niet voor te schamen. Het komt vaak voor dat ouders van kinderen met autisme merken dat ze het zwaar hebben met de opvoeding van hun kind. De meesten kampen met schuldgevoelens hierover. Het is echter heel normaal om deze gevoelens te hebben en deze gevoelens zeggen niets over de kwaliteit van het ouderschap. Wel dien je er voor te waken dat deze gevoelens niet de overhand krijgen. Trek op tijd aan de bel.

ADHD

ADHD is een veelgehoorde term. Maar wanneer is een kind wat aan de drukke kant, en wanneer is er echt sprake van ADHD? Om meer duidelijkheid te krijgen over wat ADHD nu precies inhoudt en om vermoedens van ADHD te controleren hieronder wat meer informatie.

Wat is ADHD?
ADHD staat voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder. Een kind met ADHD bezit een niet bij de leeftijd passende aandachtsstoornis, hyperactiviteit en impulsiviteit. Kinderen met ADHD vertonen dus chaotisch en impulsief gedrag.


Aandachtsstoornis
Kinderen met een aandachtsstoornis zijn snel afgeleid (bij het zien van iets nieuws erop af gaan), kunnen niet lang ergens onafgebroken de aandacht bij houden (zijn het speelgoed waar ze mee spelen al snel beu) en zijn onvoldoende alert (niet bedacht op gevaar).


Hyperactiviteit
Hyperactiviteit uit zich vaak in motorische onrust (zoals bijvoorbeeld friemelen en spelen met voorwerpen, draaien van het hoofd, wiebelen op een stoel) en overbeweeglijkheid (voortdurend opstaan en rondlopen).


Impulsiviteit
Impulsiviteit komt naar voren in het ongecontroleerde gedrag van kinderen die ongevoelig lijken voor de gevolgen en slechts plezier op korte termijn nastreven. Verder kiezen ADHDers vaak voor een te snelle, vaak onjuiste oplossing van een probleem.
De ontwikkelingsstoornis ADHD wordt vaak onderverdeeld in 3 groepen: aandachtsgestoord, hyperactief-impulsief en een combinatie van deze twee.


Wat is de oorzaak van ADHD
Wetenschappelijk onderzoek wijst aan dat ADHD ontstaat door een combinatie van verschillende factoren. Zo spelen erfelijkheid, ontwikkeling van de hersenen en de sociale omgeving een rol bij de vorming van ADHD. De oorzaak van ADHD ligt dus in het samenspel van deze factoren.
Doordat ook de sociale omgeving een rol speelt bij het ontstaan van ADHD kunnen, door het optimaliseren van deze omgeving de, gevolgen van de stoornis voor een deel opgevangen worden. Dat wil zeggen dat de omgeving van je kind (jullie als ouders en de school) de gevolgen van ADHD positief kunnen beïnvloeden. Je kunt je kind dus helpen!
Daarbij is het natuurlijk wel van belang dat je er als ouders zo snel mogelijk achter komt als je kind deze aandoening heeft. Een vroegtijdige diagnose voorkomt dat een kind overvraagd wordt en daardoor een ontwikkelingsachterstand oploopt.


Herkennen van ADHD
Als ouder kan je een belangrijke rol spelen in het vroegtijdig herkennen van signalen die kenmerkend zijn voor ADHD. Hieronder is een korte lijst met kenmerken opgesteld. Let op! Sommige van deze signalen horen gewoon bij een normale ontwikkeling van het kind. Zo heeft een kleine peuter veel meer moeite met stilzitten en geconcentreerd puzzelen dan een kind dat al naar de basisschool gaat. Dat betekent dus dat je je niet direct zorgen hoeft te maken bij het herkennen van jouw kind in enkele kenmerken, deze kenmerken alleen zijn dus onvoldoende tot het stellen van een ADHD diagnose. Wel is het zo dat wanneer de meerderheid van de kenmerken van toepassing is op jouw kind, dit een indicatie kan zijn voor ADHD.


Kenmerken:
Het moeite hebben met aandacht houden bij taakjes of spel;
Het moeite hebben met aandacht houden bij details, maken van slordigheidsfouten;
Het moeite hebben met luisteren naar wat er gezegd wordt;
Het niet volledig opvolgen van aanwijzingen en/of opdrachten;
Het niet afmaken van taken;
Het moeite hebben met taken organiseren en/of overzien;
Het vermijden van taken waar langerdurende mentale inspanning bij nodig is; Zo zal je kind bijvoorbeeld niet zoveel interesse hebben in het (voor)lezen van een boek of het maken van een puzzel.
Het verliezen van dingen die nodig zijn voor het uitvoeren van taken of activiteiten;
Het vlug afgeleid zijn door externe stimuli;
Het vaak vergeetachtig zijn bij dagelijkse bezigheden;
Het constant friemelen/ frunniken;
Het opstaan van de stoel in situaties waarbij verwacht wordt dat hij moet blijven zitten;
Rondrennen of klimmen in situaties waar dit niet gepast is;
Het moeite hebben met het uitvoeren van rustige activiteiten;
Het uitflappen van antwoorden voordat de vraag geheel gesteld is;
Het moeite hebben met wachten op zijn beurt.


Wanneer de meeste kenmerken voor jou herkenbaar zijn en je vermoedt dat je kind anders is dan zijn leeftijdgenootjes, dan raden wij aan om contact op te nemen met de huisarts ter verdere ondersteuning.

ontwikkelingsspraak

ONTWIKKELING VAN DE SPRAAK
Als kleuters voor het eerst naar school gaan, babbelen ze al flink wat af. Een kind van vier spreekt al eenvoudige, enkelvoudige zinnetjes waar al wat grammaticale structuur in zit. Hij is leergierig en vraagt papa en mama de oren van het hoofd.
Voordat je kind naar school gaat, heeft er dus al een enorme ontwikkeling plaatsgevonden. Deze ontwikkeling heeft een vaste volgorde, die hetzelfde is voor kinderen in alle culturen. Kinderen worden dus geboren met een specifieke aanleg om te leren praten. Toch kun je als ouder veel invloed hebben op hoe goed het spraakvermogen van je kind zich ontwikkelt. En hoe eerder je als ouder de spraakontwikkeling stimuleert, hoe beter je kind zich leert uiten.
HET EERSTE JAAR
In zijn eerste levensmaanden maakt een baby wel geluiden, maar dit gebeurt onopzettelijk. Ze zijn niet meer dan een reflex. Al snel doet hij eenvoudige bewegingen van de mond en tong na en na zo'n vier maanden gaat hij zelf geluiden voortbrengen, maar hij kan nog niet aangeven wat hij bedoelt. Maar hoewel hij dus nog niet praat, leert hij al wel luisteren.
Na een tijdje gaat hij verschillende geluiden maken die lijken op blazen, gorgelen en murmelen, en stoot hij geluiden uit die klinken als "aa", "eu" en "oo". Die geluiden gaan steeds meer lijken op wat hij oppikt in zijn omgeving.
Natuurlijk is het nog onmogelijk om echt met je kind te communiceren. Toch kun je nu al zijn spraak stimuleren, door zijn luistervaardigheid te prikkelen. Dit doe je door veel met je kindje te babbelen en hem speelgoed aan te bieden dat geluid maakt.
Zorg ervoor dat je kindje in een rustige omgeving is, dat je duidelijk tegen hem praat en dat je tijdens het praten veel oogcontact maakt. Moedig hem aan, want door te brabbelen traint hij zijn mondspieren, lippen en tong. Als je op zijn geluidjes reageert, zal hij beseffen dat ze een middel zijn om je aandacht te trekken. En wat ook leuk is: zing gezellig een liedje voor hem!
Pas rond een maand of acht gaat je kind bewust gebruik maken van klanken om zijn bedoeling kenbaar te maken. Voordat een kind daadwerkelijk woordjes begint te spreken, begint hij al met het opbouwen van een woordenschat. Hij wijst naar een voorwerp en wil er de naam van weten, of maakt een geluid waaruit dit blijkt.
Als je als ouder hierop inspeelt en telkens alle voorkomende voorwerpen en situaties blijft benoemen, zal je kind steeds meer woorden begrijpen. Hij leert dat bij bepaalde dingen bepaalde woorden horen. En hij zal proberen ze zelf te gebruiken.
In het begin zijn het echter nog geen woorden, maar een aaneenrijging van klanken. Soms zijn dit neusklanken omdat hij veel geluiden in de neus en mond vormt. Wel gaan deze klanken al steeds meer lijken op praten. Een kind bootst namelijk ook de melodie van zijn ouders na. De meeste baby's vinden het super wanneer de ouders een geluid imiteren dat hij net zelf heeft gemaakt.
Rond zijn eerste verjaardag spreekt hij zijn eerste echte woordjes.
HET TWEEDE JAAR
Je dreumes is zijn eerste woordjes gaan zeggen of zal dat binnenkort doen. Maak je niet druk als hij met een maand of veertien nog steeds geen woordje heeft gezegd. Sommige kinderen beginnen er pas mee als ze achttien maanden zijn, terwijl anderen er met acht maanden al heel vlot bij zijn.
De eerste woordjes die je kindje gebruikt, zijn woordjes die erg belangrijk zijn in zijn belevingswereld: papa, mama, een huisdier, het favoriete speelgoed. Je dreumes maakt nu nog weinig onderscheid. Alle mannen zijn papa of elk dier is een poes. Dit komt omdat hij gewoonweg de juiste woorden nog niet kent. Daarom gebruikt hij een woord dat wel bekend is. Ook spreekt hij woorden nog niet goed uit: hij laat sommige klanken weg of vervangt ze door andere. Zo kan een hij een bal "baba" noemen.
Eerst kent je kind nog maar enkele woordjes, maar vanaf het moment dat hij er een stuk of 50 kent, gaat het opeens snel. Hij kan er zomaar tien per week bijleren. Je kindje leert woorden steeds beter begrijpen en heeft steeds minder extra aanwijzingen nodig.
Op een gegeven moment gaat hij losse woorden combineren. Zo'n zinnetje kan dan vaak meerdere betekenissen hebben: "mama koekje" kan betekenen "mama ik wil een koekje hebben", "mama heeft een koekje", "mama pakt een koekje" of "dat is mama's koekje".
Je dreumes maakt nu nog veel fouten. Als ouder kun je je kind stimuleren door onopvallend datgene te zeggen wat je kind bedoelt, zonder dat je hem duidelijk verbetert. Zeg bijvoorbeeld "vliegtuig" als hij "tietui" in zegt, maar wijs hem niet uitgebreid op zijn fout. Dat is slecht voor zijn zelfvertrouwen.
Elk kind maakt fouten: zo leert hij de taal. Hoe veiliger een kind zich voelt wanneer hij praat, des te meer hij zich zal durven uiten. En neem de tijd om rustig met je kindje te praten: jonge kinderen leren het beste van ouders die duidelijk en langzaam spreken.
HET DERDE JAAR
Als je kindje met een jaar of twee de peutertijd ingaat, kunnen onbekenden ongeveer de helft verstaan van wat hij zegt. Hij zal nog regelmatig gebruik maken van neusklanken, maar zijn zinnetjes worden steeds uitgebreider.
Tijdens zijn derde levensjaar gaat je kind zinnen bouwen van drie tot vijf woorden. Meestal begint dit met de combinatie van twee zinnetjes van twee woorden: "mama koekje" en "mama eten" wordt "mama koekje eten". Ook kan het kind een woordje gaan toevoegen aan een zinnetje van twee woorden, bijvoorbeeld: "mama lekker koekje".
Zijn begrip van grammatica wordt steeds beter. Je kind kan steeds langer vertellen, maar de samenhang in deze verhaaltjes is vaak nog ver te zoeken. Als ouder kun je hem gerichte vragen stellen, zoals "wat deed hij toen?", "wie zag hij daar?" zodat het verhaal duidelijk blijft.
Als je peuter speelt, zal hij daar gezellig bij keuvelen. Zo oefent hij spelenderwijs allerlei klanken. En hij vindt het heerlijk om naar verhaaltjes te luisteren. Dan hoort hij telkens weer hoe woorden worden uitgesproken. Kijk samen naar plaatjes en beschrijf alles wat jullie zien. Benoem dingen soms expres verkeerd, en laat je door je kind verbeteren. Hij vindt dat prachtig.
Blijf verder zoveel mogelijk tegen je kind praten en blijf alledaagse dingen benoemen. Maar breidt ze uit met aanvullende informatie. Bijvoorbeeld: "Daar zit een vogel in de tuin. Die is helemaal zwart, met een gele snavel. Hij heeft mooie veren en zwarte oogjes. Hij is vast een worm aan het zoeken!"
HET VIERDE JAAR
Echt duidelijke neusklanken komen bijna niet meer voor. De woordenschat is al heel groot en vaak wil je kind zoveel vertellen, dat hij niet goed uit zijn woorden komt en gaat herhalen. Hij kan dan net niet op het juiste woord komen. Dit gestotter is heel normaal: het komt het meeste voor tussen het vierde en zesde levensjaar en gaat vanzelf over. Het hoort bij de ontwikkeling van het praten.
Je peuter vindt het leuk om zelf verhaaltjes of belevenissen te vertellen. Hij leert graag nieuwe woorden, of verzint ze zelf als hij het juiste woord niet kent. In plaats van spruitjes heeft hij het bijvoorbeeld over slaballetjes!
Als je kind bijna vier is, zal hij de meeste klanken al goed uit kunnen spreken. Sommige combinaties zijn dan nog wel moeilijk. En met name de R en de S leveren problemen op. Dat komt omdat de mondmotoriek meestal nog te ingewikkeld is. De R wordt vaak vervangen door een L, J of W, of helemaal weggelaten. De S wordt meestal slissend uitgesproken. Dit komt zo in het vijfde à zesde levensjaar vanzelf goed.
Tegen de tijd dat je peuter een kleuter wordt en naar school zal gaan, kunnen vreemden ruim driekwart begrijpen van wat hij zegt.
PROBLEMEN IN DE SPRAAKONTWIKKELING
Soms praat een kind nog niet zo vlot als zijn leeftijdsgenootjes. Is hij dan gewoon wat later met zijn spraakontwikkeling of is er meer aan de hand?
Veel ouders ondernemen pas laat actie. Ze schamen zich voor de achterstand van hun kind of voelen zich schuldig. Ze hopen dat het vanzelf over zal gaan. Hierdoor kunnen eventuele problemen juist groter worden dan nodig is. Trek bij twijfel dus meteen aan de bel bij het consultatiebureau of stap naar de huisarts.
Redenen om actie te ondernemen zijn bijvoorbeeld dat je kind na zijn eerste verjaardag nog erg blijft kwijlen, of dat hij problemen heeft met zuigen, slikken of kauwen. Verder is het wijs om advies in te winnen als je kind niet meer uit zijn woorden kan komen en het praten niet wil lukken. Of je kind wordt verdrietig of boos en trekt zich terug omdat hij niet goed kan communiceren. Soms laten andere kinderen merken dat er iets niet in de haak is qua spraak. Ook als je je toch zorgen blijft maken over haperen en stotteren, kan het nooit kwaad om hulp te zoeken.
Bij een kind met een spraakprobleem is het nog belangrijker dan normaal om een rustige omgeving te creëren. Regelmaat en structuur geven hem extra houvast waardoor hij zich beter kan richten op alles om hem heen.
Praat zoveel mogelijk over van alles en nog wat. Gebruik simpele zinnen en woorden. Zorg daarbij dat je geen kindertaal gebruikt, want dan krijgt hij het verkeerde voorbeeld. Zeg dus geen "happen-happen doen" maar gewoon "eten".
Problemen of niet: het aller- allerbelangrijkste is dat je kind er plezier in heeft om zich te uiten. Spelenderwijs leert hij toch het meest!

lief zijn voor elkaar


Het is heel natuurlijk om anderen te willen helpen. Het is een oprechte, typisch menselijke emotie. Er wordt zelfs beweerd dat mensen die anderen helpen, gelukkiger zijn en langer leven! Maar niet iedereen staat onmiddellijk voor een ander klaar. Het karakter, en dus ook de bereidheid om anderen te helpen, ontstaat al op jonge leeftijd. Maar hoe gaat dat precies in zijn werk? En waarom vertoont het ene kind wel sociaal gedrag en het andere niet of veel minder?

ontwikkeling van sociaal gedrag bij kleine kinderen
Baby's reageren al vrijwel vanaf de geboorte op de emoties van anderen. Ze kunnen bijvoorbeeld de gezichtsuitdrukking van hun ouders nadoen of spontaan gaan meehuilen wanneer ze een andere baby horen huilen. Emoties van de baby zelf komen hier nog niet bij kijken; het is puur kopieergedrag. Maar met drie maanden reageren ze al verschillend op vrolijke of verdrietige gezichten.


Een peuter van een jaar zal het zich aantrekken wanneer hij beelden ziet van andere huilende kinderen en vanaf deze leeftijd zal hij ook steeds meer begaan zijn met anderen. De helft van alle peuters van 13-15 maanden probeert een ander te troosten wanneer die van streek is. Hij zal proberen die persoon aan te raken of te omhelzen, omdat hij graag wil dat de ander zich beter voelt.
Zo tussen de 18 en 20 maanden zal de peuter actief iets ondernemen om de ander te troosten. Hij deelt zijn spulletjes met een verdrietig persoon of brengt pleisters of dekens naar iemand die ziek is.
Peuters van 23-25 maanden zullen naast actief helpen ook bezorgdheid uiten. Ze kunnen dan met voorstellen komen waarmee ze hopen dat de ander zich beter gaat voelen. Wel komt dit nog volledig vanuit hun eigen belevingswereld. Een meisje van amper twee geeft bijvoorbeeld haar lievelingspop aan haar verdrietige moeder, omdat ze zelf graag met de pop knuffelt en aanneemt dat haar moeder zich ook beter zal gaan voelen wanneer ze met de pop knuffelt.
Kinderen van drie à vier jaar oud beginnen te beseffen dat niet iedereen zo reageert als hijzelf. Wat hij zelf leuk vindt, hoeft een ander nog niet leuk te vinden. Het kind probeert dan te achterhalen waar de reactie van de ander precies vandaan komt en hoe hij diegene het beste kan helpen.



Naarmate een kind ouder wordt, ziet hij steeds meer voorbeelden van mensen die door anderen worden getroost en geholpen. Hij kan steeds beter redeneren waardoor hij zich steeds beter inleeft in een ander. Zo raakt hij steeds vaardiger in zijn behulpzaamheid.
De meeste tieners leven in hun eigen wereldje. Ze houden zich bezig met hun imago en hun populariteit. Meestal behoren ze tot een groep en zijn ze vijandig tegen buitenstaanders. Maarliefst tweederde van alle tieners is egoïstisch ingesteld en zal niet snel een vinger uitsteken om een ander te helpen. Slechts een derde is begaan met het lot van anderen.

ROL VAN DE OPVOEDING
Ouders spelen een sleutelrol in de sociale ontwikkeling van hun kind. Natuurlijk is het type opvoeding dat een kind geniet hierbij van groot belang. Hoe beïnvloeden bepaalde opvoedingssoorten het sociale gedrag van kinderen precies?
Autoritaire opvoeding
Het kind wordt onderworpen aan de wil van zijn ouders en wordt nauwelijks gekoesterd. De ouder is de baas en het kind moet precies doen wat hem wordt gezegd. Zo krijgt het kind niet de kans om voor zichzelf te denken, waardoor hij aan zichzelf gaat twijfelen. Hij zal weinig tot geen initiatief tonen: hij trekt zich terug wanneer hij zich in het gezelschap van andere kinderen bevindt.

Permissieve opvoeding
Permissieve ouders koesteren hun kinderen weliswaar, maar schieten tekort in het disciplineren en belonen ervan. Deze opvoedingssoort wordt ook wel de verwennende soort genoemd. Kinderen krijgen alles in hun schoot geworpen en leren niet meer het principe "voor wat, hoort wat". Deze kinderen zullen zich egoïstisch gedragen en zich niet bezighouden met de behoeftes van anderen.

Autoritatieve opvoeding
Deze opvoedingsstijl wordt door pedagogen gezien als de meest geslaagde manier om een kind een gezonde dosis inlevingsvermogen te laten ontwikkelen. De ouders stellen redelijke grenzen en leggen alles uit met behulp van gezag en liefde. Ze zijn warm en respectvol. Ze bespreken met hun kinderen wat voor effecten bepaalde acties op anderen zullen hebben. Ze verwachten onder andere van hun kind dat hij wat karweitjes doet en geven hem bijvoorbeeld de kans om onbaatzuchtige daden te stellen. Het kind leert zich te verplaatsen in een ander en zal iemand snel te hulp schieten.

inlevingsvermogen
Inlevingsvermogen kan voor meerdere doeleinden worden gebruikt. Het liefst natuurlijk om een ander goed te kunnen helpen. Maar het komt ook van pas om de reactie te voorspellen van iemand voor wie je een boodschap hebt die hij niet leuk zal vinden. Om de klap te verzachten, verzin je een smoes waarvan je zeker weet dat die door de ander zal worden geaccepteerd.
Mama vraagt bijvoorbeeld haar zoontje van acht om even leuk met zijn zusje van drie te gaan spelen. Het zoontje heeft daar geen zin in en geeft aan dat hij nog huiswerk moet maken. Mama zal echt niet tegen hem zeggen: "Laat dat huiswerk maar zitten".
Overigens wordt inlevingsvermogen ook misbruikt voor asociaal gedrag. Als je iemand doeltreffend wilt pesten, dan is het handig om diens zwakke plek te weten zodat je kunt voorspellen welke actie hem het meeste zal kwetsen.

HET GOEDE VOORBEELD
Cruciaal in de sociale ontwikkeling van een kind is het voorbeeld dat hij krijgt. Kinderen letten beter op wat een volwassene doet dan wat hij zegt en zullen imiteren wat ze zien. Daarbij maken voorbeelden van warmte en liefde meer indruk dan kille voorbeelden. Kinderen hebben een grote behoefte om zich te identificeren met mensen waarmee ze een sterke emotionele band hebben; meestal de ouders dus.
Onderzoeken hebben aangetoond hoe belangrijk de combinatie van een sterke band en het goede voorbeeld is. Jongens in de kleuterleeftijd die een lieve, warme vader hebben, tonen meer vrijgevigheid en medeleven dan leeftijdsgenootjes die een minder lieve vader hebben. En een kind van een jaar of tien is net zo onbaatzuchtig en attent, of juist egoïstisch en onattent, als zijn ouder van hetzelfde geslacht.

Normen en waarden

De belangrijkste plek om kinderen normen en waarden bij te brengen, is het gezin. Hierbij is van belang dat één of liefst beide ouders veel aanwezig is in het leven van het kind, zowel lichamelijk als emotioneel en intellectueel. Verder dragen school, verenigingen en de wet bij aan een gezonde ontwikkeling van normen en waarden. Dit effect is echter minimaal waneer er thuis geen aandacht aan wordt besteed.

TIPS
Wat kun je als ouder doen om het sociale gedrag van je kind te stimuleren?
Laat je kind weten dat hij goed bezig is wanneer hij lief is tegen anderen en wanneer hij anderen helpt.
Geef het goede voorbeeld en wees zelf lief tegen anderen en je kind. Doe je het zelf niet, dan gaat je kind jouw gedrag imiteren.
De media hebben invloed. Een kind dat vriendelijk gedrag op TV ziet, zal proberen dit na te doen.
Wanneer je kind ouder wordt, worden andere voorbeeldfiguren dan de ouders belangrijk. Maar al te vaak vallen kinderen ten prooi aan de (soms vijandige) druk van leeftijdsgenoten. Probeer je kind te omringen met helpende mensen en probeer hem te laten ervaren hoeveel voldoening het geeft om iemand te helpen. In eerste instantie zal hij misschien nog met tegenzin helpen, maar na een tijdje zal het overgaan in vrije beweging.

Leer je kind over beroemde weldoeners als Moeder Teresa en Mahatma Ghandi, en bijvoorbeeld over bekende acteurs en popsterren die veel goeds verrichten.
Als je kind zich een keer niet zo sociaal heeft gedragen, probeer hem dan niet te straffen door privileges af te pakken. Dat leidt er alleen maar toe dat hij zich zal gaan verdedigen en zichzelf in zal dekken. Met andere woorden: hij zal zich dan op zichzelf gaan richten. Probeer daarentegen zijn empathie op te wekken door hem bijvoorbeeld te vertellen dat zijn zusje nu verdrietig is omdat hij haar een duw heeft gegeven waardoor zij hard is gevallen. Zo zal hij zich gaan richten op de ander in plaats van op zichzelf.

een broertje of een zusje erbij

Als je opnieuw zwanger bent is het zaak je oudere kindje(s) goed voor te bereiden op de komst van het de nieuwe baby. Er gaat immers veel veranderen in het leven van je kleine. Straks is er opeens een baby in huis en is je oudste niet meer het enige kindje. Dit kan een hoop onrust en onzekerheid opleveren. Je kunt dat voor een groot deel ondervangen door je kind goed voor te bereiden op wat komen gaat.

Zwangerschap en bevalling
Als je opnieuw zwanger bent is het zaak je oudere kindje(s) goed voor te bereiden op de komst van het de nieuwe baby. Ten eerste de zwangerschap en de bevalling zelf. Het is moeilijk te vatten voor een klein kind dat er zomaar opeens een baby in mamma's buik terecht is gekomen, die groeit en er over een tijdje uit zal komen. Het ligt een beetje aan de leeftijd van je kind wat je moet gaan uitleggen en tot in welk detail. Terwijl de hele kleintjes die dikke buik en vermoeide mamma gewoon als feit accepteren zullen sommige wat oudere en nieuwsgierige peuters willen weten waarom er nou opeens een baby in mamma's buik zit, wanneer die eruit gaat komen, en misschien ook wel zeker willen weten dat zoiets engs niet in hun eigen buikje kan gebeuren!
Je merkt snel genoeg aan je kind wat hij wel en niet begrijpt en wil weten. Beantwoord al zijn vragen, en lees eens een boekje over zwangerschap voor.


Wat moet je vertellen en wanneer?
Begin met vertellen als je kind zou kunnen merken dat er wat aan de hand is. Meestal is dat als je buik dikker begint te worden en je vaker op consult bij arts of verloskundige gaat. Maar misschien moet je door gezondheidsproblemen al veel eerder in de zwangerschap aan je peuter uitleggen wat er aan de hand is, of wil je je kind erbij betrekken voordat je het nieuws aan anderen gaat vertellen. Hoe jonger het kind, hoe langer je er mee kunt wachten om het te vertellen.


Houd het verhaal simpel, seksuele voorlichting komt later wel een keer. Vertel nu gewoon wat je kind verwachten kan. Dus eerst een mamma met een buik die steeds dikker wordt, dat er een baby komt en wat dat voor hem betekent. Misschien moet jij even naar het ziekenhuis, misschien gaat hij een nachtje bij oma logeren? Zeg niet dat hij een leuk broertje of zusje krijgt om mee te spelen, want dat duurt nog zo lang! Eerst is het vooral een kleine, soms huilende baby, die veel slaapt en veel drinkt uit flesjes of uit mamma's borst en aandacht nodig heeft.


Betrek je peuter erbij
Betrek je peuter ook bij de voorbereidingen, dus al tijdens je zwangerschap. De nieuwe baby wordt tenslotte ook een deel van zijn leventje of hij dat nu leuk vindt of niet. En nu de baby nog lekker in mamma's buik zit heeft je peuter tijd om aan het idee te wennen. Neem hem eens mee op controle bij de verloskundige zodat hij ook even aan de buik mag voelen. Ga samen eens een heel klein babypakje of een speelgoedje kopen. En vertel vooral dat je hem de allerliefste peuter van de wereld vindt en dat dat zeker niet gaat veranderen als de baby erbij komt. (Dat wordt namelijk weer de allerliefste baby van de wereld, dus dat is geen concurrentie!)
Misschien krijgt hij zelf wel een hele nieuwe kamer omdat zijn kamer inclusief bedje en commode zo meteen naar de nieuwe baby gaan. Verhuis niet stiekem zijn spulletjes naar de babykamer maar betrek hem erbij. Vertel hem vooraf dat hij iets nieuws krijgt en dat de spullen waar hij nu te groot voor is geworden voor de baby zijn. Zo krijgt hij tijd om aan het idee te wennen.


Het nieuwe kindje is er! Onrust en emoties
Voor de meeste kinderen is de komst van een nieuw broertje of zusje een hele ingrijpende gebeurtenis. Drukte in huis, een baby die opeens aandacht vraagt en zijn plaatsje in huis opeist. Dit kan tot veel verschillende emoties leiden, blijdschap en spanning, jaloezie en onzekerheid. Ieder kind reageert op zijn eigen manier en op jonge leeftijd is het nog heel moeilijk om de emoties te uiten. Sommige zullen misschien de kleine baby als een indringer zien en deze proberen te slaan of weg te duwen. Andere kinderen lijken terug te vallen in de ontwikkeling door opeens alleen nog maar uit een fles te willen drinken of ander babygedrag te imiteren. Allemaal manieren om aan te geven dat ze ook nog klein zijn en aandacht van hun ouders willen hebben.


Tips
Als de baby er dan eindelijk is, vergeet dan niet in alle drukte en aandacht die er voor de nieuwe baby is om je oudste aandacht te geven. Laat hem "helpen" bij de verzorging van de baby: hou samen de baby vast of vraag je peuter om een luiertje of andere spulletjes aan te geven als jij je handen vol hebt. Hij zal trots zijn dat hij helpen kan. Overigens, niets forceren, als hij er geen zin in heeft hoeft het natuurlijk niet! Laat de baby ook eens lekker thuis bij de oppas en ga alleen met je oudste op stap zodat hij in de belangstelling staat en niet de baby. Ook een leuk begin van de nieuwe broer-zus relatie is om de baby een cadeautje mee te laten nemen voor je oudste kind.
Probeer verder niet je kind in de rol van grote broer of zus te dwingen die altijd beter moet weten en altijd zorgzaam moet zijn. Groot zijn is vaak leuk, maar soms wil je kind ook gewoon klein zijn en lekker bij je op schoot zitten en een beetje als baby behandeld worden.


Jaloezie
Blijf wel altijd zelf opletten als ze samen zijn. Hoe goed je peuter het ook kan bedoelen, soms zijn ze nog niet zo handig met knuffelen of vergeten ze als ze aan het spelen zijn dat er een kleine kwetsbare baby ligt. Geef je oudste vooral complimentjes en positieve aandacht als hij lief is voor de baby of niet om aandacht zeurt. Bedenk dat je dreumes of peuter niet met opzet gemeen doet omdat hij iets tegen je baby heeft, maar onzeker is over zijn positie in huis en of zijn ouders hem nog wel net zo lief vinden als voor de komst van de nieuwe baby. Geef duidelijk en consequent aan wat niet mag, maar schenk er verder niet overdreven veel aandacht aan.


(voor)lezen
Er zijn een hoop leuke kinderboekjes te koop over het onderwerp. Bijvoorbeeld dit boek, "Een baby'tje op komst" waarin in voor kinderen heel begrijpelijke taal wordt uitgelegd wat er nou allemaal gebeurt en wat dat voor het gezin betekent als mamma zwanger is en er zometeen een nieuw broertje of zusje bij zal komen.

overgewicht bij kleine kinderen

Overgewicht bij peuters

Het is algemeen bekend dat Nederlanders steeds dikker worden. We gaan met zijn alle de Amerikanen achterna. Amerikanen kampen al jaren met extreem overgewicht. Hoe komt het dat we steeds dikker worden? En vooral: wat kunnen we er aan doen?

Cijfers

Het Centraal bureau voor statistieken laat enkele cijfers zien over het groeiend aantal kinderen met overgewicht. In twintig jaar is aantal kinderen vanaf 5 jaar tot 11 jaar met overgewicht van 4 tot 10% gegroeid en de verwachting is dat dit nog meer zal stijgen. Schikbarend is dat in 2002-2004 ook 3,8% van de kinderen al overgewicht hadden op vierjarige leeftijd.
Uit onderzoek is gebleken dat dikke kinderen een grote kans hebben om de overtollige kilo's nooit meer kwijt te raken. Minimaal 30% van de kinderen die te dik zijn hebben de kans om later ook dikke volwassenen te worden.

Hoe komt het dat we steeds dikker worden?

Voeding/ eten is inname van energie. Energie gebruiken we om te lopen, te fietsen, te sporten enzovoorts maar ook als we zitten, slapen, dagdromen gebruiken we energie. Ook onze hersenen gebruiken energie. Ons lichaam heeft dus constant energie nodig, dit halen we uit onze voeding. Uiteraard heeft ons lichaam meer energie nodig als we lopen of sporten dan als we aan slapen zijn. Als de inname van energie hoger is (door middel van voeding) dan de energie die verbruiken (door beweging) dan komen we aan in gewicht.

Hoe komt het dat we in de loop der jaren steeds meer energie (teveel energie) tot ons nemen:

Meer vette en koolhydraatrijke producten. Denk aan chocolade, chips, patat, frisdrank, snoep, koek. Deze producten zijn betaalbare geworden en daarom worden deze volop gebruikt;
Minder beweging. Wie gaat er op de fiets naar het werk, wie loopt 's avonds wel eens rondje, wie brengt de kinderen met de fiets naar school/ crèche/ opvang, wie maakt wel een stevige wandeling in het bos of op het strand?

Let wel: ga niet minder (gezond) vet gebruiken! Vet is nodig, zeker voor kinderen in de groei.



Teveel eten

Het is niet zo dat kinderen in de loop van de tijd meer zijn gaan eten, maar wel ongezonder. Honderd jaar geleden was er geen snoep in allerlei soorten en maten, er was geen snackbar met allerlei vette haps en limonade was een traktatie.

Als een kind iedere dag een normale hoeveelheid boterhammen eet met kaas en jam, melk drinkt en een gezonde warme maaltijd eet dan zal er geen overgewicht ontstaan. Maar bij veel kinderen gebeurt dat niet: in plaats van drie vaste eet momenten op een dag, eten kinderen veel vaker. De maaltijden worden minder belangrijk en de tussendoortjes worden belangrijker. Tussendoortjes zijn producten die veel vet en suiker bevatten en dus calorieën. Van te veel tussendoortjes komen kinderen aan. De energie inname is hoog: deze producten zitten stampvol met calorieën maar ze vullen niet of nauwelijks. Deze producten stillen dus niet je honger.

Door het veel gebruiken van tussendoortjes kun je in een vicieuze cirkel terecht komen. Kinderen hebben minder trek in de warme maaltijd, met het gevolg dat je kind een uurtje later toch weer honger heeft en wordt er dus weer gesnoept. Er wordt ook wel gesproken over een graascultuur: we grazen (eten) de hele dag door.

Te weinig bewegen

Hoe meer een kind beweegt, hoe meer energie hij/ zij nodig heeft in de vorm van aardappels, boterhammen etc. Ook is beweging belangrijk voor de opbouw van de spieren en de ontwikkeling en motoriek. Hoeveel een kind beweegt hangt af van het kind, er zijn nu eenmaal doeners en denkers, en het hangt af van het gezin. Ouders die dol zijn op fietsen en wandelen hebben vaak actieve kinderen. Als de ouders luier zijn, zijn de kinderen ook vaak luier.

Maar feit is dat de mens in het algemeen in de loop der jaren minder is gaan bewegen. Met de auto naar school, het zwembad en in een keer door boodschappen doen. Lekker televisie kijken, we hoeven niet meer op te staan om van zender te veranderen want er is een afstandsbediening. In Nederland wordt gemiddeld twee uur per dag televisie gekeken door kinderen. En in bijna ieder huishouden staat minimaal een computer waar spelletjes op gespeeld kunnen worden.

Drie punten waarom bewegen zo gezond is:

Het maakt je fitter;
Vet heeft minder kans om zich op te slaan;
Ontwikkeling van spieren en lichamelijk een betere conditie.

Te dik is niet gezond

Aan een te hoog gewicht hangen diverse risico's. Kinderen die te zwaar zijn kunnen klachten krijgen aan voeten, knieën, benen en rug. Hoe komt dat? Het lichaam is te zwaar voor de beentjes. De beentjes kunnen het lichaam niet tillen. Ze moeten iedere dag immers die overtollige kilo's meenemen. Hiernaast kunnen er klachten zijn als kortademigheid, snurken, hoofdpijn, huidinfecties en een te hoog cholesterol. Op langere termijn is er een verhoogde sterftekans op jonge leeftijd door bijvoorbeeld aandoeningen als hoge bloeddruk, suikerziekte of hart en vaatziekten.

Naast deze lichamelijke klachten heeft overgewicht ook behoorlijke invloed op het sociale leven van de kinderen. Dikke kinderen worden vaker gepest dan dunne kinderen. Ze voelen zich vaker buitengesloten, schamen zich voor hun omvang en hebben een negatief zelf beeld. Kinderen met overgewicht hebben vaker gedragsproblemen, zijn vaker somberder en hebben meer emotionele problemen.

Wat kun je aan overgewicht doen?

Is je kind aan de dikke kant volgens de groeicurves? Zet je kind NOOIT zomaar op dieet maar overleg ALTIJD met een huisarts, diëtist of schoolarts. Beter is voorkomen dat je kind niet zwaarder wordt en op gewicht blijft, door zijn lengte groei wordt het vanzelf een slanke tiener.

Geef gevarieerd eten en zorg voor voldoende beweging. Ga terug naar de basis.

Drie hoofdmaaltijden per dag en twee a drie tussendoortjes;
Kies voor gezonde voeding: iedere dag brood, verse groenten en fruit, aardappelen en stukje vlees of vis;
Stop met het geven van veel snoep en koek. Beperk dit tot een keer per dag. Wees zuinig met producten waar veel koolhydraten en vet in zitten. Dit zijn producten als gevulde koeken, candybars (mars, snickers, twix, kinderen surprise, kinder max) chips, frites;
Beperk de hoeveelheid frisdrank;
Schakel bij de leeftijd van 4-5 jaar over van volle producten naar halfvolle producten als het kind neigt naar overgewicht;
Gebruik liever geen light producten i.v.m. ongezonde zoetstoffen;
Ontbijten moet!!
Neem vaste tijdstippen voor de tussendoortjes;
Na schooltijd moet er nog minimaal 1 uur per dag iets actiefs gedaan worden. Dit kan in de vorm van spelen zijn;
Beweging kan ook heel goed in het dagelijks leven worden ingevuld. Neem de trap in plaats van de lift, loop of fiets eens naar de supermarkt op de hoek van de straat.

En houd er rekening mee dat kinderen gedrag van ouders en andere grotere kinderen kopiëren!!
TIPS voor tussendoortjes

Hartige tussendoortjes:

Handje Japanse mix
Toastje met ei
Paar pepsels
Soepstengel
Schaaltje popcorn

Zoete tussendoortjes:

Volkoren biscuitje of een lange vinger
Speculaasje
Dropje
Spekje of marshmallow
Toffee
Waterijsje
Dun plakje ontbijtkoek


Ook geschikt als tussendoortje:

Melk
Rijstwafel
Stukje fruit
Yoghurt met vers fruit
Tomaat
komkommer
soepstengel

eetallergie

gutenintolerantie
Coeliakie, of glutenintolerantie is, zoals het woord al zegt, een aandoening waarbij de darmen worden beschadigd omdat men niet tegen gluten kan. Gluten komen voor in onder meer tarwe, haver, rogge en gerst.
Wat zijn de klachten?
Diarree, buikpijn, stinkende ontlasting, verminderde eetlust, ondergewicht, onvoldoende groei, obstipatie, bloedarmoede, veel huilen (depressief), overgeven, botontkalking en een opgezette buik zijn klachten die kunnen horen bij een gluten intolerantie.
Wanneer merk je de ziekte op?
Bij kinderen onder de twee jaar beginnen de klachten meestal na het starten van voeding met granen. Enkele granen uit de voeding veroorzaken coeliakie, dit zijn o.a.: tarwe, rogge, haver en gerst.
Soms gebeurt het ook dat coeliakie pas op latere leeftijd wordt ontwikkeld of ontdekt. Sommige patiënten hebben namelijk jaren geen of weinig last waardoor de link naar coeliakie niet wordt gelegd. Het komt dan ook regelmatig voor dat (jong) volwassenen ineens een glutenintolerantie blijken te hebben.
Wat zijn gluten?
Gluten zijn eiwitten die voorkomen in bepaalde graansoorten. Gluten zorgen voor een bepaalde textuur tijdens het bakproces. De graansoorten waarin gluten voorkomen zijn tarwe, haver, rogge, gerst, spelt en kamult.
Wat is een glutenintolerantie?
Glutenintolerantie is ook wel bekend als coeliakie. Patiënten met deze aandoening zijn overgevoelig voor de eiwitten in tarwe, rogge , haver, gerst, kamult en spelt . Die overgevoeligheidsreactie leidt tot beschadiging van de darmplooien. Darmplooien vergroten het darmoppervlak en zorgen ervoor dat de voedingsstoffen goed opgenomen worden. Als deze darmplooien beschadigd zijn, kunnen de voedingsstoffen minder goed opgenomen worden.
Diagnose
Er is maar één manier om er met zekerheid achter te komen of je zoon/ dochter een glutenintolerantie heeft en dat is met een onderzoek van de dunne darm. Bij een dunne darmbiopsie haalt de arts een klein stukje dunne darm weg. Dit wordt opgestuurd naar het laboratorium en onderzocht. Als de darmvlokken ontbreken en/ of het darmweefsel is beschadigd dan weet men vrijwel zeker dat het om een glutenintolerantie gaat.
Vanaf het moment dat de diagnose is vastgesteld is het nodig een glutenvrij dieet te volgen. Dit is de enige behandeling die voor glutenintolerantie bestaat. Medicatie in de vorm van pillen en drankjes helpt niet de klachten te verminderen.
Als het dieet enige maanden is gevolgd wordt er vaak nog een keer een dunne darm biopsie gedaan. Tijdens dit laatste onderzoek gaat men na of het darmslijmvlies en de darmvlokken inderdaad aan het herstellen zijn. Door het weglaten van de gluten in het eten herstelt de dunne darm, maar zodra er weer gluten in het eten voorkomen ontstaan er weer klachten. Coeliakiepatiënten moeten dus hun hele leven het dieet volgen.
Wat wel en wat niet eten
Gebruik geen produkten waar de volgende stoffen in verwerkt zijn:
tarwe
haver
rogge
gerst
spelt
kamult
Dit betekent dat er niet alleen geen brood gebruikt mag worden, maar ook geen producten als bijv. couscous.
Maïs en rijst geven bij nagenoeg geen enkele coeliakiepatiënt klachten en deze produkten kunnen dus gebruikt worden.Ook de volgende producten kunnen wel goed gebruikt worden:
amarant
kikkererwten
jobs tranen
linzen
erwten
quinoa
ragi
sorghum
soja
tapioca
teff
wilde rijst
Van deze producten kan ook bloem voor brood en koekjes gemalen worden. Deze bloemsoorten zijn vaak alleen te verkrijgen in reformzaken.
Omdat er heel veel producten zijn waarin tarwe of één van de andere genoemde granen waar gluten in zitten zijn verwerkt, heeft het Voedingscentrum een lijst van glutenvrije merkartikelen gemaakt. Deze wordt ieder jaar aangepast met de nieuw ontwikkelde producten, de vervangende producten of de naamswijzigingen. Als er coeliakie geconstateerd is, is het raadzaam deze lijst aan te vragen bij het Voedingscentrum.
PRAKTISCHE PROBLEMEN
Het moeten eten van producten die van een andere soort bloem zijn gemaakt is vaak nog niet zo heel erg. Het is over het algemeen wel duurder maar een coeliakiepatiënt heeft recht op een belastingaftrek dieetkosten. De belastingdienst kan hier meer informatie over geven.
Wat het dieet wel lastig maakt, is dat een klein spoortje van gluten soms al klachten kan geven. Als voorbeeld het boterkuipje: normaal gesproken smeren alle gezinsleden hun boterhammen met boter uit het zelfde kuipje. Bij het snijden/ smeren van een broodje blijven er echter sporen brood achter in het kuipje waardoor er dus ook tarwe en daar weer mee spoortjes gluten achterblijven. Bij gezonde mensen is dit uiteraard helemaal geen probleem. Bij een coeliakiepatiënt kan een klein spoortje gluten al klachten geven. Dat betekent dus dat iemand met coeliakie een eigen boterkuipje nodig heeft. Dit is één voorbeeld, maar zo hebben coeliakiepatiënten dus ook een eigen frituurpan nodig (paneermeel van kroketten kan ook sporen achterlaten), een eigen broodbakmachine etc.
Het dieet houden is dus vaak ingewikkeld en lastig. Niet alleen omdat er in het gezin van ieder twee nodig zijn, maar er wordt ook veel begrip gevraagd van zowel de coeliakiepatiënt als van de broertjes/ zusjes. In sommige ernstige gevallen kan een coeliakiepatiënt al klachten krijgen van de stofdeeltjes van gluten. Zij kunnen dus niet in een bakkerij komen waar brood wordt gebakken/ afgebakken omdat de vrijkomende tarwedelen (en dus gluten) klachten bij hen veroorzaken.

Wat te doen als je denkt dat je zoon/dochter coeliakie heeft?
Als je vermoedt dat je zoon of dochter coeliakie heeft, is het raadzaam naar de huisarts te gaan en te vragen hem of haar te laten onderzoeken. Vraag, als je vermoeden juist blijkt te zijn, direkt om een verwijzing naar een diëtist. De diëtist kan je alles vertellen over het glutenvrije dieet en daarnaast tips en adviezen geven om het dieet te volgen. Iedereen in Nederland heeft recht op 4 behandeluren per jaar van de zorgverzekering
Ga nooit zelf dokteren, de klachten kunnen ook een andere oorzaak hebben!
Glutenintolerantie
Coeliakie, of glutenintolerantie is, zoals het woord al zegt, een aandoening waarbij de darmen worden beschadigd omdat men niet tegen gluten kan. Gluten komen voor in onder meer tarwe, haver, rogge en gerst.

wat de maaltijd van peuters moet inhouden

Wat moet een peuter eten?
Je kind mag na het eerste jaar in principe gewoon "met de pot mee eten". Wees nog een beetje zuinig met suiker en zout en te gekruid eten. Opvolgmelk mag worden vervangen door gewone koemelk. Borstvoeding kan natuurlijk ook nog steeds.

Zout

Het zout wat we toevoegen aan onze maaltijden is opgebouwd uit natrium en chloride (1 gram zout bestaat uit 400 mg natrium en 600 mg chloride). De aanbevolen hoeveelheid natrium die een 1 jarig kind per dag nodig heeft is 225 mg natrium. Voor een volwassen persoon is dat 400 mg natrium. Een volwassenen heeft dus aan 1 gram zout voldoende, een 1 jarig kind aan een half gram zout.

Zout zit van nature in een heleboel voedingsmiddelen, van nature of toegevoegd door de fabrikant en we willen zelf nog strooien. Dit zelf strooien is in principe niet nodig voor onze behoefte aan natrium, maar doet men enkel voor de smaak.

Het is bewezen dat een overmatig natrium gebruik (met name door zelf strooien en producten gebruiken waar de fabrikant veel zout aan toe heeft gevoegd, zoals bijvoorbeeld blikgroente) de kans op hoge bloeddruk verhoogd. Dit geldt ook voor jonge kinderen!
Het advies is dus om geen zout extra toe te voegen aan de maaltijden. Mocht u dit wel willen doen gebruik dan zeker niet meer dan een kwart gram (250 mg) zout per dag.

Vitamine D

Tot 4 jaar moeten kinderen extra vitamine D gebruiken.
Vitamine D wordt door het zonlicht direct aangemaakt in de huid. Weinig zonlicht, bedekkende kleding, een donkere huid kan ervoor zorgen dat de aanmaak van vitamine D minimaal is. Het is niet mogelijk het aantal microgrammen vitamine D dat een peuter nodig heeft alleen uit de voeding te halen. Daarom is het advies elk kind onder de vier jaar het hele jaar door extra vitamine D te geven.

Er zijn bij de drogist verschillende multivitaminen te koop. Het merk maakt niet uit, zolang het een multivitamine is, is het goed.







Vet is nodig

"Let op vet!" is de welbekende slogan van het Voedingscentrum. We worden er op gewezen vooral vetarme producten te gebruiken. Dit, omdat we anders met onze voeding te veel vet binnen krijgen, dat door ons lichaam wordt opgeslagen waardoor er een grote kans bestaat op overgewicht.

Voor een peuter gelden echter andere adviezen: een peuter mag namelijk gerust wat (gezond) vet gebruiken. Natuurlijk moet je letten op vet, niet te vaak ongezonde snacks eten, maar vergeet ook niet dat vet een voedingsstof is die met name jonge kinderen ook nodig hebben. Volle melk en margarine, vette vis zijn geen probleem. Zonder voldoende vet in de voeding van een peuter bestaat de kans dat deze te weinig vet gebruikt. Een peuter heeft vet nodig omdat zijn lichaam hieruit energie haalt om te groeien, te spelen en zich te ontwikkelen. Tevens zit in deze vette producten vitamine D wat ook belangrijk is voor peuters, zie boven.

Lust ik niet! (of: hoe maak ik mijn ouders gek)

Dat met de pot mee doen klinkt alsof het eten nu een stuk makkelijker gaat worden. Helaas is niets minder waar, meestal beginnen na het jaar vaak de problemen. Ging er tot voor kort nog alles in, nu begint je dreumes eigenwijs te worden en de dingen die hij niet lust te weigeren. Blijf het proberen! Soms is het gewoon wennen aan de smaak.

Verder moet je je bedenken dat het weigeren van eten een prima machtsmiddel is van kleine kinderen. Maak je dus niet te snel druk, hij zal vast wel weer een keer gaan eten. Het lichaam van je dreumes geeft vanzelf aan wanneer het iets nodig heeft, dus zomaar uithongeren zal hij niet. Zolang je kind gezond is en genoeg aankomt is er niets aan de hand. Straf je kind in ieder geval niet als hij zijn groente niet opheeft door hem een toetje te onthouden.

Een paar algemene tips bij kinderen die slecht eten:

Houd het gezellig! Maak van het (avond)eten aan tafel een sociale aangelegenheid, praat over gezellige dingen en zo min mogelijk over het (niet) eten. Zoals gezegd: niet eten kan een machtsmiddel zijn of een manier om aandacht te vragen. Beperk de aandacht die je aan het ongewenste eetgedrag schenkt tot een minimum.
Houd een vaste tijd aan om te eten. Bijv 15 minuten. Daarna ruim je af. Laat je kind niet aan tafel zitten met eten.
Laat je kind zo mogelijk zelf opscheppen. Zorg dat het bord niet te vol is, dat wekt weerstand.
Zo veel mogelijk zelf laten eten, niet voeren als dat niet nodig is.
Laat een wat ouder kind helpen bij het tafel dekken of het kiezen (uit twee groenten bijvoorbeeld). Zo maak je hem ook een beetje verantwoordelijk.

Minder eten dan in het eerste jaar

Wat moet een kind tussen de 1 en 2 jaar minimaal per dag binnenkrijgen? Het eerste jaar is je baby ontzettend hard gegroeid, zijn lengte is bijna verdubbeld en het gewicht is nu soms al drie keer zo hoog als het geboortegewicht. Die groei van het eerste jaar gaat je kind de rest van zijn leven niet meer halen. Logisch dus ook dat hij na dat eerste jaar minder behoefte aan eten heeft. Zorg voor een gevarieerd menu met voldoende groente, fruit en koolhydraten, vet (volle melkproducten) en eiwitten en ijzer(rood vlees, groene bladgroenten, bonen) en calcium (beker melk).

Probeer elke dag wat fruit en een portie groente te laten eten. Zorg verder voor ongeveer drie tot vier porties die rijk zijn aan koolhydraten (brood, rijst of pasta, aardappels). Geef vruchtensap, water of thee en melk. Wees matig met drankjes met veel suiker erin en met snoep.
Maak je je zorgen dat je kind niet genoeg binnen krijgt? Ten eerste, je kind zal (net als jijzelf) de ene dag minder trek hebben dan de andere. Ten tweede, ongemerkt gaat er vaak toch meer in dan je denkt. Een stukje worst bij de slager, een rauw peentje als jij aan het koken bent. Schrijf eens op wat je kind een week lang eet. Meestal valt het wel mee.

Maak je je toch zorgen, overleg dan met het consultatiebureau.
Veel gestelde vragen
Veel ouders zitten met vragen over de voeding van hun kinderen. Of het nou gaat om vragen over voedingsstoffen of vragen over hoe ze hun nukkige peuterpuber weer normaal met het avondeten kunnen laten meedoen.

zindelijkheid van peuters

Zindelijkheid

Veel ouders vragen zich af wanneer hun kind zindelijk zal worden en hoe ze dit proces kunnen versnellen. Helaas, je kunt kinderen niet zindelijk maken: kinderen worden pas zindelijk wanneer zij dit zelf willen, kunnen en begrijpen. Dwing je kind niet om zindelijk te worden, dit werkt namelijk alleen maar averechts. Aanmoedigen kan natuurlijk wel. En heb geduld, wanneer een kind er aan toe is gaat het zindelijk worden haast vanzelf.

Wanneer is een kind er aan toe om zindelijk te worden?

Het kind moet lichamelijk in staat zijn om aan te voelen wanneer hij plassen of poepen moet. In eerste instantie zal je kind zich er wel bewust van zijn dat hij nu moet plassen of poepen maar kan dat nog niet van te voren aan zien komen. Pas later zal hij zich ook bewust worden van de aandrang en weten wat er aan de hand is vóór het gaat gebeuren. Als ouder merk je vaak dat je kind bezig is zijn luier vies te maken aan een bepaalde houding of een blik in zijn ogen. Je kunt hem hier zelf opmerkzaam op maken door te vragen of hij aan het plassen is bijvoorbeeld.

Naast aanvoelen dat de aandrang er is, moet het kind ook voldoende controle over zijn sluitspier hebben. Om het op te kunnen houden als dat nodig is en om te laten gaan wanneer hij op het potje of op de wc zit. Meestal is dit zo rond het tweede jaar. Meisjes zijn over het algemeen wat eerder zindelijk dan jongens.

Begin je te vroeg of ben je te gespannen bezig met zindelijk maken van je kind dan kan dit leiden tot angst en onzekerheid. En zo wordt het alleen maar lastiger voor je kind om zindelijk te worden. Voorkom ook vooral dat het een machtstrijd wordt tussen jou en je kind, want dat ga jij verliezen: je kind kan zelf bepalen wanneer hij plast of poept, niet jij!

Stimuleren, aanmoedigen, belonen

Als je kind er lichamelijk aan toe is komt de volgende stap. Hij moet hij nu zelf de zin van potjes en op de wc plassen in gaan zien, en zelf graag afstand van die (vieze) luier willen doen. Heb je het idee dat je kind er lichamelijk klaar voor is probeer dan zijn belangstelling te wekken. Zet een leuk potje binnen handbereik en maak duidelijk wat de bedoeling is. Bijvoorbeeld door hem erop te zetten als je denkt dat hij moet plassen/poepen, of door hem te laten kijken wat pappa en mamma doen op de grote wc.



Word niet boos als je kind niet op het potje gaat zitten, maar prijs hem als hij er wel op gaat zitten, met of zonder luier. Als er ook nog een keer een plas of een poepje in valt zal hij apetrots zijn.

Dwing je kind niet en houd er rekening mee dat er zeker de eerste tijd nog veel "ongelukjes" zullen gebeuren. Zeker als hij aan het spelen is zal hij niet altijd op tijd aan dat potje denken. En als het kind er de leeftijd voor heeft zal het zindelijk worden haast vanzelf gaan.

En moet je je kind nu belonen of niet? Het beste is natuurlijk als je kind er zelf plezier in krijgt en op het potje plassen. Stel hem in ieder geval geen grote beloning in het verschiet (veel kleine kinderen begrijpen dat toch nog niet) maar prijs hem direct elke keer dat hij zelf aangeeft te moeten plassen of poepen of als hij het potje heeft gebruikt.

Je kunt, als je een beloning wilt geven, bijvoorbeeld een stickerkaart gebruiken. Maak een plaat, hang deze op in het toilet, badkamer en spreek met je kind af dat hij een stickertje of een plaatje krijgt wanneer hij op de wc/potje heeft geplast. Wanneer er bijvoorbeeld 10 stickertjes zijn geplakt krijgt hij een klein cadeautje of iets wat hij leuk vindt om te doen.

Kortom, prijs je kind als het lukt. Maar... straf het vooral niet als het eens een keer niet goed gaat. Besteed er gewoonweg niet te veel aandacht aan en ruim de troep op. Volgende keer beter!

Praktisch

In plaats van een potje te gebruiken kun je je kind ook aanleren direct op de grote wc te plassen. Je kunt een stevig opstapje gebruiken als het toilet te hoog is. Sommige kinderen durven niet goed op een normaal toilet te zitten. Er zijn toiletbrilverkleiners te koop die je op je normale toiletbril kunt zetten. Het gat waar je kind op zit wordt hierdoor minder groot en dus minder eng.

Er zijn veel leuke boekjes te koop over het onderwerp zindelijkheid die je aan je kind kunt voorlezen.

Zindelijkheid in stapjes

Een kind wordt eerst overdag zindelijk voor plassen, pas later ook voor poepen. Er zijn heel wat kinderen die wel zonder luier kunnen maar als ze voelen dat ze moeten poepen toch nog om een luier vragen. Het kan ermee te maken hebben dat kinderen hun ontlasting zien als "deel van zichzelf" en bang zijn om dit kwijt te raken of het eng vinden de drol in een diep donker gat te laten vallen in plaats van in hun luier.


Pas als je kind overdag zindelijk is leert hij ook 's nachts zindelijk te zijn. Ga niet opeens minder drinken geven omdat hij dan minder zal plassen. Zet hem wel vlak voor het slapen gaan nog even op de pot. Laat de luier 's nachts pas uit als je er vrij zeker van bent dat het bed niet nat zal worden. Het is namelijk wel erg vervelend voor een kindje om 's nachts in een koud en nat bed wakker te worden. Om de schade voor het matras te beperken zijn er speciale hoeslakens te koop met een zachte bovenkant en een soort plastic waterafstotende laag aan de onderkant die voorkomen dat het al te erg doorlekt.

Terugval

Soms hebben kinderen die al wel zindelijk zijn. Krijgen terugval en gaan opeens weer in hun broek plassen of willen weer een luier om. Dat kan een lichamelijke oorzaak hebben (een blaasontsteking). Maar heel vaak is de oorzaak ook spanning of stress, een ingrijpende gebeurtenis zoals de komst van een broertje of zusje, ziekte, spanningen in het gezin of op de crèche. Probeer te achterhalen of je kind ergens bang voor is en bedenk hoe je verandering in de situatie kan brengen. Geef je kind op een positieve manier aandacht.

Besteed niet al te veel aandacht aan de zindelijkheid zelf. De zindelijkheid komt meestal vanzelf weer terug zonder dat je er teveel aandacht aan hebt besteed.

Nog niet zindelijk en wel naar school?

Natuurlijk wil je graag als ouder (en als school!) dat het kind zindelijk is als het naar de basisschool gaat. Maar zoals gezegd, je kunt het niet dwingen. Het ene kind zal er al wel aan toe zijn, en de ander heeft nog wat tijd nodig om helemaal 100 procent zindelijk zijn op de dag dat hij naar school moet. Vijftien procent van de kinderen van vijf jaar zijn nog niet helemaal zindelijk overdag of 's nachts.

Je kunt het beste eerlijk vertellen op school als je kind nog niet helemaal zindelijk is. Op school zullen zij hier begrip voor hebben en rekening mee houden.

peuterpuberteit

Peuterpuberteit

Sommige kinderen zijn hun hele peutertijd lang echte engeltjes. Oké, ze hebben weleens de bokkenpruik op, maar daar blijft het zo'n beetje bij. Bij andere peuters breekt voortdurend de hel los. Ze schoppen, slaan, krijsen en gooien met alles wat ze in hun vingers krijgen. Het kleine zusje moet het voortdurend ontgelden en op alles wat je zegt, weerklinkt een vastberaden "nee!". Een ernstig geval van peuterpuberteit dus. Waarom kan dat nu per kind zo verschillen, zelfs bij kinderen van dezelfde ouders? Wat is de peuterpuberteit eigenlijk precies, hoe ontstaat die en misschien nog wel het allerbelangrijkste: hoe ga je er het beste mee om?

IK BEN AL GROOT!

De peuterpuberteit met al haar mogelijke perikelen begint meestal rond de 18 maanden en duurt zo tot de kleutertijd. Tijdens deze periode ontdekt de peuter dat hij een ander wezen is dan zijn ouders. Hij leert hoe de wereld in elkaar steekt en gaat grenzen uittesten. In feite heeft de peuterpuberteit redelijk veel weg van de gewone puberteit: je kind probeert zelfstandig te worden.

Het probleem met peuters is dat ze natuurlijk nog maar vrij weinig zelf kunnen. Dit staat hun zo gewilde zelfstandigheid behoorlijk in de weg en dat leidt tot frustraties en soms zelfs angst. Verder hebben ze last van stemmingswisselingen, wat voor henzelf ook best verwarrend kan zijn. Het ene moment voelen ze zich ontzettend blij en het volgende zijn ze bang of verdrietig. Ook zijn ze op deze leeftijd nog erg ongeremd. Ze moeten zich nog leren beheersen. Het kan regelmatig voorkomen dat je kind zo wordt meegesleept door zijn emoties, dat er geen land mee te bezeilen is.

WAT IS EEN DRIFTBUI

In een driftbui worden heftige emoties geuit. Deze buien komen net zoveel voor bij jongens als bij meisjes. Ook de manier waarop ze zich uiten, is bij jongens en meisjes vergelijkbaar. Ze variëren van huilen of de adem inhouden tot volledig onevenredige uitbarstingen. Zo zijn er peuters die grommen, of die schrille kreten laten horen die doen denken aan een prehistorische vogel. Andere peuters krijsen zo hard dat haarvaten in hun wangen knappen of hun ogen bloeddoorlopen raken. Weer anderen schreeuwen tot ze moeten overgeven, of tot ze van de spanning zo stijf staan als een standbeeld.

Het verschilt dus nogal hoe een driftbui zich uit. Maar globaal genomen spreekt men van een driftbui als een of meer van de volgende uitingen zich voordoen: verstijven, zichzelf op de grond laten vallen, schreeuwen, gillen, huilen, duwen en trekken, stampen, slaan, schoppen, met iets gooien, jammeren of wegrennen. Meestal wordt zo'n bui veroorzaakt door eten, slapen, aankleden, een conflict of een frustratie met een voorwerp.

Bij jonge peuters komt verstijven relatief vaak voor. Wanneer ze wat ouder zijn, krijgt schreeuwen meer de overhand. De meeste driftbuien zijn na vijf minuten wel over. Veel kinderen hebben regelmatig driftbuien. En wanneer een doorgaans voorbeeldig kind moe, hongerig of verdrietig is, kan zelfs de meest bekwame ouder of verzorger een incidentele driftbui niet voorkomen.

De meeste driftbuien kennen een keerpunt. Voordat dit punt is bereikt, kan handig ingrijpen escalatie voorkomen. Na dit punt zal een eventuele tussenkomst de bui alleen maar verergeren. Zelfs de beste strategieën helpen dan niet meer. Er zit dan niets anders meer op dan de bui maar uit te zitten.

SLECHTE OUDERS?

Niet alleen de peuter raakt in deze periode gefrustreerd. Voor ouders kunnen de buien van een peuter een ware aanslag op hun gemoedstoestand zijn. Het is moeilijk om te zien wat er in het hoofd van je kind omgaat, omdat de peuter nog niet in staat is om goed te communiceren. Het kan dus voor een ouder ook erg frustrerend zijn om maar niet te begrijpen wat je kind bedoelt. Je wilt je kind zo graag helpen, maar weet niet hoe. Als je peuter echt door het lint gaat, kun je flink kwaad worden of zelfs bang zijn voor het gedrag van je kind. Sommige ouders maken zich zorgen over deze gevoelens en vragen zich wanhopig af of ze wel goede ouders zijn.

Sommige peuters hebben nauwelijks tot geen last van driftbuien. Hierdoor zijn mensen geneigd om de ouders de schuld te geven wiens kind wel last heeft van heftige uitspattingen. Dit is echter niet gegrond. Als ouder kun je er niets aan doen of je kind een driftbui krijgt of niet. Maar waar je als ouder wel invloed op hebt, is de manier waarop je met zo'n driftbui omgaat.

LIEVER NIET DOEN

Uit onderzoek is gebleken dat peuters die veel en heftige driftbuien hebben, vaker worden mishandeld. Nu zal het de meeste ouders wel duidelijk zijn dat mishandeling geen goede manier is om met een driftbui om te gaan. Maar ook andere oplossingen, die op zich best logisch klinken, kunnen anders uitpakken dan je voor ogen had. De volgende (re)acties zijn in ieder geval af te raden:




Straffen
Hoe moeilijk het ook is, probeer geen disciplinaire maatregelen te nemen. Zelfs niet wanneer je kind spullen stukmaakt of je lichamelijk pijn doet. Straf is een negatieve vorm van aandacht en kan zelfs averechts werken. Als je kind eenmaal in de gaten heeft dat hij op deze manier je aandacht kan trekken, zal hij het de volgende keer weer doen om aandacht te krijgen.

Onderhandelen
Als je kind midden in een driftbui zit, is hij niet voor rede vatbaar. Het heeft dan ook geen zin om te proberen met hem te onderhandelen. Ook dit zal namelijk averechts werken: je kind ziet de driftbui als een methode om aandacht te krijgen en gaat je zo manipuleren.

Toegeven
Soms heb je er alles voor over om de lieve vrede weer terug te krijgen. En is het nou echt zo erg om je kind dan toch dat ene snoepje te geven? Helaas zal ook dit juist een tegenovergestelde werking hebben. Je kind zal in de gaten krijgen dat hij zijn zin kan doordrijven met een driftbui en de volgende keer breekt opnieuw de hel los.

WAT WEL GOED IS

De allerbeste manier om met negatief gedrag om te gaan, is om het gedrag te negeren. Zoals hierboven al is gezegd, zal een kind ook negatieve aandacht als aandacht beschouwen en zal hij vervolgens niet aarzelen om negatief gedrag te gebruiken om in de schijnwerpers te komen. Maar wat kun je verder doen om negatief gedrag te ontmoedigen?

Afleiden
Dit werkt vooral goed bij erg jonge kinderen. Als je kind op de grond gaat stampen of met iets gooit. Wijs dan bijvoorbeeld naar wat speelgoed en probeer zijn interesse daarvoor te wekken
Positief gedrag belonen
Als je kind gewenst gedrag vertoont, laat hem dit dan weten en beloon hem. Een aanmoediging of een fijne pakkerd is al voldoende. Zo moedig je je kind aan om dat specifieke gedrag te herhalen. en krijgt hij een positief zelfbeeld.
Op lichaamstaal letten
Zorg ervoor dat je uitstraalt wat je zegt. Als je je kind duidelijk wilt maken dat iets niet mag, doe dat dan niet lachend. Dit is erg verwarrend voor je kind: hij weet niet meer of je nu blij of boos bent om wat hij heeft gedaan.
"Nee" geen kans geven
Als je peuter in de neefase zit, zal hij dit woord gebruiken zelfs wanneer hij eigenlijk ja bedoelt. De truc is om hem geen kans te geven om nee te zeggen. In plaats van een ja-neevraag als "Zullen wij een mooie tekening gaan maken?" kun je hem vragen: "Wat wil je doen, samen een mooie tekening maken of met de blokken spelen?".
Zoveel mogelijk zelf laten doen
Geef je kind de kans om zoveel mogelijk zelf te doen en moedig hem hierbij aan. Zeg dingen als "Knap van jou zeg, dat jij dat al kunt. Wat een grote jongen/meid ben jij al!". Dit geeft hem zelfvertrouwen.
Duidelijk en consequent zijn
Wees duidelijk over wat de regels zijn en houd je daar ook consequent aan. Het is voor een kind heel belangrijk om te weten waar de grenzen liggen, want daarbinnen voelt hij zich veilig. Hij weet dan waar hij aan toe is. Zo leert hij om later zelf grenzen te trekken. Het kan wel eens voorkomen dat je je in een situatie bevindt waarin een driftbui je in verlegenheid kan brengen. Probeer dan toch net zo met je kind om te gaan als anders. Als je je kind extra voorzichtig gaat behandelen, dan plaats je hem in een machtspositie. Hij heeft snel door dat hij nu wel zijn zin kan krijgen en zal dit uitbuiten. Ook is voor hem dan niet meer duidelijk hoe de regels precies in elkaar zitten.
Ongewenst gedrag bespreekbaar maken
Tijdens een flinke driftbui zal dit hoogstwaarschijnlijk niet werken, maar je kind naderhand op zijn gedrag wijzen, is zeker zinvol. Zorg er dan wel voor dat het duidelijk is dat je het gedrag van je kind afkeurt, en niet je kind zelf. Dus niet: "Jij was niet lief straks; mama vond jou helemaal niet leuk meer", maar wel "Wat was jij daarstraks boos! Mama vond het niet leuk hoe jij deed!".
Toon begrip voor zijn gevoelens
Vraag je af waarom je kind bepaald gedrag vertoont en probeer daar op in te spelen. Laat hem weten dat je snapt hoe hij zich voelt. Als je kind bijvoorbeeld een driftbui krijgt omdat een ander kind hem heeft gestompt, kun je naderhand zeggen "Nou, dat was niet leuk voor jou hè, dat Thomas jou pijn deed". Wijs hem daarbij wel op de gevolgen van zijn eigen gedrag, bijvoorbeeld "Maar toen jij daarna met de blokken ging gooien, dat vond mama niet leuk".
Een time-out inlassen
Als er echt even geen land meer te bezeilen is met je kind, kun je hem even apart zetten, bijvoorbeeld in de gang of op een stoel. Zorg er hierbij voor dat je zelf rustig blijft en je kind niet naar de time-outplaats sleept of trekt. Je kunt er ook voor kiezen om zelf wat afstand te nemen. Bij hele jonge kinderen kun je jezelf omdraaien en een paar meter verderop gaan staan. Daarmee verkort je de woedeaanval.
Houd hierbij een duur aan van een minuut per levensjaar. Niet korter, want dan gaat je kind het zien als een leuk spelletje. Maar ook niet langer, want dan vergeet je kind waarom hij ook alweer moest afkoelen. Een heel jong kind wordt, als een time-out te lang duurt, ongerust en onzeker over jouw gevoelens voor hem. Zorg er daarom voor dat je je aan die minuut per levensjaar houdt. Stuur hem trouwens nooit voor straf naar bed! Zo gaat hij namelijk zijn slaapplaats met straf associëren, waardoor hij slaapproblemen kan krijgen.

Routine handhaven
Zoals al eerder gezegd, voelt een kind zich het meest veilig en op zijn gemak als hij weet waar hij aan toe is. Een vaste routine kan hem dus erg veel houvast bieden. Probeer zoveel mogelijk op gezette tijden te eten, spelen en slapen, zodat je kind weet wat hij kan verwachten en dit ritme als vertrouwd zal ervaren.

taalontwikkeling van peuters

Taalontwikkeling
In het tweede levensjaar gaat de taalverwerving van een kind ineens met grote stappen vooruit. Het leert woordjes, zinnen en je zult zien dat je al heel wat kunt communiceren met je dreumesje. Na het tweede jaar gaat het natuurlijk alleen nog maar door: woorden worden beter uitgesproken, zinnen worden langer en abstracte begrippen als "morgen" of kleuren worden toegevoegd.

Waarom leert een kind taal?

Het gebruik kunnen maken van taal is voor een dreumes nuttig om twee redenen: het verkrijgen van informatie ("mamma komt je zo weer ophalen") en het duidelijk kunnen maken van zijn eigen behoeften ("ik wil die pop hebben!"). In het begin zal hij bij gebrek aan woorden vooral door middel van lichaamstaal communiceren. Denk aan het wegduwen van het bordje als hij geen eten meer wil, of het wijzen naar een speelgoedje dat hij graag wil hebben. Maar in de loop van het tweede jaar zal hij steeds meer woorden gaan leren spreken en begrijpen.

Dreumes

Een kleine dreumes van 12 maanden zal nog niet veel woordjes kennen. Het gebrabbel is nog maar net overgegaan in het maken van speciale klanken. Hij zal misschien een paar woorden kunnen zeggen (mamma, namen van bekende personen, interessante voorwerpen als "bal" of "koekje", "nee") en de uitspraak is nog moeilijk. Het verstaan van woordjes en zinnen gaat al beter. Kleine kinderen verstaan al wel veel meer woorden dan dat ze zelf kunnen zeggen. In de loop van de tijd zal je kind de woorden steeds beter leren uitspreken en steeds meer woorden leren zeggen. Een kind van 18 maanden kent gemiddeld zo'n 20 tot 50 woorden en dat aantal zal in de maanden daarna explosief stijgen. Een kindje tussen de 18 en 23 maanden leert gemiddeld 6 nieuwe woorden per dag!

Peuter

Een peuter leert tussen zijn tweede en vierde jaar natuurlijk steeds beter praten. De zinnen worden langer en ingewikkelder. De meeste kinderen kunnen als ze twee jaar zijn in zinnen van twee of drie woorden praten en gemiddeld 3 tot 4 woorden als je kind 3 is geworden.
Je kind snapt meer en meer. Uiteindelijk gaat hij begrippen als "groot" en "klein" begrijpen en gebruiken. Kent kleuren, kan een beetje tellen, begrijpt en stelt vragen als "waar is pappa", "wie is dat". Hij krijgt begrip van de tijd (verleden en toekomst, "morgen" en "gisteren") en kan bijvoorbeeld 's avonds thuis vertellen wat er overdag op het kinderdagverblijf is gebeurd.

Wanneer een kind 4 is kan hij zelfstandig met familie en bekenden communiceren. Ook vreemden kunnen hem steeds beter verstaan. Hij wil alles weten en de wereld om hem heen begrijpen en stelt dan ook voortdurend de vraag "waarom?"

Hoe leert een kind taal?

Eigenlijk leert een heel jong kind de taal "vanzelf", simpelweg door te luisteren naar wat er tegen hem gezegd wordt. De eerste levensmaanden zijn daarin al bepalend, dan al worden de hersenen getraind om de taal die ouders en verzorgers spreken (de moedertaal) te kunnen leren, zodat die taal beter begrepen wordt dan andere talen die ze niet of minder vaak te horen zullen krijgen. Zo eenvoudig als een mens in die eerste maanden en jaren leert, zo zal het nooit meer gaan.

Uit onderzoek is gebleken dat kleine kinderen vooral veel leren van de "gesprekjes" die je als ouder met ze voert. Het luisteren naar gesprekken tussen volwassenen of naar gesprekken op de televisie is lang niet zo leerzaam als een ouder die op liefdevolle toon eenvoudige woordjes tegen het kind zegt die hem direct boeien. Hij zal steeds meer van jou gaan begrijpen en korte opdrachtjes kunnen uitvoeren. Als jij hem vraagt in een boekje het plaatje van de koe aan te wijzen bijvoorbeeld, zal hij dat wel kunnen. En wil je weten "wat zegt het koetje" dan weet je dreumes al snel een prachtig "boeee" te produceren.

Stimuleren

Stimuleer de taalontwikkeling door samen prentenboekjes lezen, te zingen, rijmpjes te maken maar vooral ook door tegen hem te praten. Gebruik makkelijke korte zinnen tegen je dreumes, en vertel hem wat je ziet en wat je aan het doen bent.

Maar niet alleen praten tegen je kind is belangrijk, ook het luisteren naar en reageren op wat hij jou probeert te zeggen is essentieel voor het leerproces. Probeer te begrijpen wat je kind bedoelt als hij iets zegt of probeert te zeggen en reageer daarop. Geef hem de tijd om een woord of zin te maken of een antwoord te verzinnen, vul niet te snel in wat hij zelf aan het bedenken was. Niet boos of ongeduldig worden of hem steeds corrigeren als hij een verkeerd woord gebruikt of een woord verkeerd uitspreekt. Gebruik zelf de goede woord/uitspraak gewoon op een natuurlijke manier in het gesprek. Bijvoorbeeld, wijst je kind naar boven naar een "tietui" zeg dan niet dat hij het woord niet goed uitspreekt, maar reageer enthousiast met "o ja! Ik zie het, een vliegtuig!". Hij zal het vanzelf oppikken en gaan nadoen.



Net als leren lopen leert ook elk kind praten in zijn eigen tempo. Meisjes zijn meestal sneller dan jongens, en verlegen kinderen praten minder snel dan de meer extroverte types. En misschien zegt jouw kind zijn eerste woordje pas laat, maar leert hij sneller zinnen te maken dan een kind dat het eerste woordje al wel vroeg kon zeggen.

Gehoortest

Heel belangrijk voor de taalontwikkeling is in ieder geval dat je kind goed kan horen. Heb je het idee dat er iets aan de hand is met het gehoor of heb je niet het gevoel dat je kind vorderingen maakt ga dan langs je huisarts of consultatiebureau.