ONTWIKKELING VAN DE SPRAAK
Als kleuters voor het eerst naar school gaan, babbelen ze al flink wat af. Een kind van vier spreekt al eenvoudige, enkelvoudige zinnetjes waar al wat grammaticale structuur in zit. Hij is leergierig en vraagt papa en mama de oren van het hoofd.
Voordat je kind naar school gaat, heeft er dus al een enorme ontwikkeling plaatsgevonden. Deze ontwikkeling heeft een vaste volgorde, die hetzelfde is voor kinderen in alle culturen. Kinderen worden dus geboren met een specifieke aanleg om te leren praten. Toch kun je als ouder veel invloed hebben op hoe goed het spraakvermogen van je kind zich ontwikkelt. En hoe eerder je als ouder de spraakontwikkeling stimuleert, hoe beter je kind zich leert uiten.
HET EERSTE JAAR
In zijn eerste levensmaanden maakt een baby wel geluiden, maar dit gebeurt onopzettelijk. Ze zijn niet meer dan een reflex. Al snel doet hij eenvoudige bewegingen van de mond en tong na en na zo'n vier maanden gaat hij zelf geluiden voortbrengen, maar hij kan nog niet aangeven wat hij bedoelt. Maar hoewel hij dus nog niet praat, leert hij al wel luisteren.
Na een tijdje gaat hij verschillende geluiden maken die lijken op blazen, gorgelen en murmelen, en stoot hij geluiden uit die klinken als "aa", "eu" en "oo". Die geluiden gaan steeds meer lijken op wat hij oppikt in zijn omgeving.
Natuurlijk is het nog onmogelijk om echt met je kind te communiceren. Toch kun je nu al zijn spraak stimuleren, door zijn luistervaardigheid te prikkelen. Dit doe je door veel met je kindje te babbelen en hem speelgoed aan te bieden dat geluid maakt.
Zorg ervoor dat je kindje in een rustige omgeving is, dat je duidelijk tegen hem praat en dat je tijdens het praten veel oogcontact maakt. Moedig hem aan, want door te brabbelen traint hij zijn mondspieren, lippen en tong. Als je op zijn geluidjes reageert, zal hij beseffen dat ze een middel zijn om je aandacht te trekken. En wat ook leuk is: zing gezellig een liedje voor hem!
Pas rond een maand of acht gaat je kind bewust gebruik maken van klanken om zijn bedoeling kenbaar te maken. Voordat een kind daadwerkelijk woordjes begint te spreken, begint hij al met het opbouwen van een woordenschat. Hij wijst naar een voorwerp en wil er de naam van weten, of maakt een geluid waaruit dit blijkt.
Als je als ouder hierop inspeelt en telkens alle voorkomende voorwerpen en situaties blijft benoemen, zal je kind steeds meer woorden begrijpen. Hij leert dat bij bepaalde dingen bepaalde woorden horen. En hij zal proberen ze zelf te gebruiken.
In het begin zijn het echter nog geen woorden, maar een aaneenrijging van klanken. Soms zijn dit neusklanken omdat hij veel geluiden in de neus en mond vormt. Wel gaan deze klanken al steeds meer lijken op praten. Een kind bootst namelijk ook de melodie van zijn ouders na. De meeste baby's vinden het super wanneer de ouders een geluid imiteren dat hij net zelf heeft gemaakt.
Rond zijn eerste verjaardag spreekt hij zijn eerste echte woordjes.
HET TWEEDE JAAR
Je dreumes is zijn eerste woordjes gaan zeggen of zal dat binnenkort doen. Maak je niet druk als hij met een maand of veertien nog steeds geen woordje heeft gezegd. Sommige kinderen beginnen er pas mee als ze achttien maanden zijn, terwijl anderen er met acht maanden al heel vlot bij zijn.
De eerste woordjes die je kindje gebruikt, zijn woordjes die erg belangrijk zijn in zijn belevingswereld: papa, mama, een huisdier, het favoriete speelgoed. Je dreumes maakt nu nog weinig onderscheid. Alle mannen zijn papa of elk dier is een poes. Dit komt omdat hij gewoonweg de juiste woorden nog niet kent. Daarom gebruikt hij een woord dat wel bekend is. Ook spreekt hij woorden nog niet goed uit: hij laat sommige klanken weg of vervangt ze door andere. Zo kan een hij een bal "baba" noemen.
Eerst kent je kind nog maar enkele woordjes, maar vanaf het moment dat hij er een stuk of 50 kent, gaat het opeens snel. Hij kan er zomaar tien per week bijleren. Je kindje leert woorden steeds beter begrijpen en heeft steeds minder extra aanwijzingen nodig.
Op een gegeven moment gaat hij losse woorden combineren. Zo'n zinnetje kan dan vaak meerdere betekenissen hebben: "mama koekje" kan betekenen "mama ik wil een koekje hebben", "mama heeft een koekje", "mama pakt een koekje" of "dat is mama's koekje".
Je dreumes maakt nu nog veel fouten. Als ouder kun je je kind stimuleren door onopvallend datgene te zeggen wat je kind bedoelt, zonder dat je hem duidelijk verbetert. Zeg bijvoorbeeld "vliegtuig" als hij "tietui" in zegt, maar wijs hem niet uitgebreid op zijn fout. Dat is slecht voor zijn zelfvertrouwen.
Elk kind maakt fouten: zo leert hij de taal. Hoe veiliger een kind zich voelt wanneer hij praat, des te meer hij zich zal durven uiten. En neem de tijd om rustig met je kindje te praten: jonge kinderen leren het beste van ouders die duidelijk en langzaam spreken.
HET DERDE JAAR
Als je kindje met een jaar of twee de peutertijd ingaat, kunnen onbekenden ongeveer de helft verstaan van wat hij zegt. Hij zal nog regelmatig gebruik maken van neusklanken, maar zijn zinnetjes worden steeds uitgebreider.
Tijdens zijn derde levensjaar gaat je kind zinnen bouwen van drie tot vijf woorden. Meestal begint dit met de combinatie van twee zinnetjes van twee woorden: "mama koekje" en "mama eten" wordt "mama koekje eten". Ook kan het kind een woordje gaan toevoegen aan een zinnetje van twee woorden, bijvoorbeeld: "mama lekker koekje".
Zijn begrip van grammatica wordt steeds beter. Je kind kan steeds langer vertellen, maar de samenhang in deze verhaaltjes is vaak nog ver te zoeken. Als ouder kun je hem gerichte vragen stellen, zoals "wat deed hij toen?", "wie zag hij daar?" zodat het verhaal duidelijk blijft.
Als je peuter speelt, zal hij daar gezellig bij keuvelen. Zo oefent hij spelenderwijs allerlei klanken. En hij vindt het heerlijk om naar verhaaltjes te luisteren. Dan hoort hij telkens weer hoe woorden worden uitgesproken. Kijk samen naar plaatjes en beschrijf alles wat jullie zien. Benoem dingen soms expres verkeerd, en laat je door je kind verbeteren. Hij vindt dat prachtig.
Blijf verder zoveel mogelijk tegen je kind praten en blijf alledaagse dingen benoemen. Maar breidt ze uit met aanvullende informatie. Bijvoorbeeld: "Daar zit een vogel in de tuin. Die is helemaal zwart, met een gele snavel. Hij heeft mooie veren en zwarte oogjes. Hij is vast een worm aan het zoeken!"
HET VIERDE JAAR
Echt duidelijke neusklanken komen bijna niet meer voor. De woordenschat is al heel groot en vaak wil je kind zoveel vertellen, dat hij niet goed uit zijn woorden komt en gaat herhalen. Hij kan dan net niet op het juiste woord komen. Dit gestotter is heel normaal: het komt het meeste voor tussen het vierde en zesde levensjaar en gaat vanzelf over. Het hoort bij de ontwikkeling van het praten.
Je peuter vindt het leuk om zelf verhaaltjes of belevenissen te vertellen. Hij leert graag nieuwe woorden, of verzint ze zelf als hij het juiste woord niet kent. In plaats van spruitjes heeft hij het bijvoorbeeld over slaballetjes!
Als je kind bijna vier is, zal hij de meeste klanken al goed uit kunnen spreken. Sommige combinaties zijn dan nog wel moeilijk. En met name de R en de S leveren problemen op. Dat komt omdat de mondmotoriek meestal nog te ingewikkeld is. De R wordt vaak vervangen door een L, J of W, of helemaal weggelaten. De S wordt meestal slissend uitgesproken. Dit komt zo in het vijfde à zesde levensjaar vanzelf goed.
Tegen de tijd dat je peuter een kleuter wordt en naar school zal gaan, kunnen vreemden ruim driekwart begrijpen van wat hij zegt.
PROBLEMEN IN DE SPRAAKONTWIKKELING
Soms praat een kind nog niet zo vlot als zijn leeftijdsgenootjes. Is hij dan gewoon wat later met zijn spraakontwikkeling of is er meer aan de hand?
Veel ouders ondernemen pas laat actie. Ze schamen zich voor de achterstand van hun kind of voelen zich schuldig. Ze hopen dat het vanzelf over zal gaan. Hierdoor kunnen eventuele problemen juist groter worden dan nodig is. Trek bij twijfel dus meteen aan de bel bij het consultatiebureau of stap naar de huisarts.
Redenen om actie te ondernemen zijn bijvoorbeeld dat je kind na zijn eerste verjaardag nog erg blijft kwijlen, of dat hij problemen heeft met zuigen, slikken of kauwen. Verder is het wijs om advies in te winnen als je kind niet meer uit zijn woorden kan komen en het praten niet wil lukken. Of je kind wordt verdrietig of boos en trekt zich terug omdat hij niet goed kan communiceren. Soms laten andere kinderen merken dat er iets niet in de haak is qua spraak. Ook als je je toch zorgen blijft maken over haperen en stotteren, kan het nooit kwaad om hulp te zoeken.
Bij een kind met een spraakprobleem is het nog belangrijker dan normaal om een rustige omgeving te creëren. Regelmaat en structuur geven hem extra houvast waardoor hij zich beter kan richten op alles om hem heen.
Praat zoveel mogelijk over van alles en nog wat. Gebruik simpele zinnen en woorden. Zorg daarbij dat je geen kindertaal gebruikt, want dan krijgt hij het verkeerde voorbeeld. Zeg dus geen "happen-happen doen" maar gewoon "eten".
Problemen of niet: het aller- allerbelangrijkste is dat je kind er plezier in heeft om zich te uiten. Spelenderwijs leert hij toch het meest!
maandag 1 juni 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten