maandag 1 juni 2009

ontwikkeling van peuters

Ontwikkeling tussen 1 en 4 jaar

De lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van het kind gaat nog steeds ontzettend snel al gaat het wat minder hard dan in het eerste jaar. De groeisnelheid van het kind neemt bijvoorbeeld af van ongeveer 25cm per jaar voor een baby naar ongeveer 8cm per jaar voor een peutertje. Neemt niet weg dat er natuurlijk heel veel gebeurt in deze peuterjaren. Je kind wordt steeds zelfstandiger, kan en wil steeds meer zelf. Al heeft hij je steun natuurlijk nog heel hard nodig. Het is nog veel te vroeg om hem alleen te laten.

Motorische ontwikkeling

Hoewel sommige supersnelle baby’s al voor hen eerste verjaardag kunnen lopen, is voor de meeste kinderen het tweede jaar echt het jaar waarin ze flink mobiel worden. Het begint met een paar stijve stapjes. De knietjes trekt je kind nog hoop op bij elke stap, en als het voetje neerkomt raken eerst de teentjes de grond in plaats van de hieltjes of wordt het voetje plat gezet. Pas later na veel oefenen gaat dit soepeler en zal het voetjes netjes afrollen van hiel naar teen bij elke stap. De spieren zullen sterker worden, het evenwichtsgevoel beter. Hij zal leren om zijn tempo op te voeren of te verlagen, stil te leren staan, te draaien en soepel over obstakels heen te lopen die hij onderweg tegenkomt.

Daarna volgen nog complexere acties als rennen, op de bank klimmen, met 2 voeten in de lucht springen. Je kind vindt het waarschijnlijk prachtig en zal niets liever doen dat dit de hele dag en overal willen uitproberen. Een speeltuin met gras of zand of een binnenspeelterrein met zachte kussens of schuimrubberen matten is dan ook ideaal. Je kind kan hier het klimmen en klauteren heerlijk oefenen zonder zich pijn te doen of ergens tegenaan te stoten. Laat hem lekker zijn gang gaan. Zorg ook dat je huis veilig en kindvriendelijk is en dat hij de ruimte heeft om zijn motoriek goed te oefenen.

Tussen de leeftijd van 2 en 4 leert je kindje zich zelf uitkleden en wat later ook zelf kleren aantrekken, al moet hij nog wel geholpen worden. Soms zit de linkerschoen aan de rechtervoet, de broek achterstevoren en het T-shirt binnenstebuiten, maar wat is hij trots als hij het helemaal zelf gedaan heeft! Ritsen en veters zijn nog wel erg moeilijk. Vanaf een jaar of 4 kunnen de meeste peuters wel zelfstandig de trap op en af lopen.

12-15 maanden
Goed alleen staan
Er is sprake van de eerste sociale lach: het lacht alleen naar mama en papa
Woorden voor de ouders, zoals "ma-ma" en "pa-pa"
Mimische acties zoals het bewegen van de ogen tijdens kiekeboe
Kan gericht voorwerpen aanwijzen



15-18 maanden
Goed alleen lopen
Kent een klein aantal woorden
Twee blokken stapelen
Begroet mensen met "hallo"
Egocentrisch denken
Spelontwikkeling d.m.v. imiteren
Magisch denken
Concreet denken
Animistisch denken
Herkennen van kleuren, grootte van voorwerpen en vormen
Maken van woordjes, twee woord zinnetjes en 3-woordzinnen

18-24 maanden
Eten met een lepel
Kent een paar lichaamsdelen
Drie of vier blokken stapelen
Wil af en toe onafhankelijk zijn
Koppigheidsfase/peuterpuberteit

24-36 maanden
Zoeken naar verborgen voorwerpen
Zelferkenning
Zelfverwijzing
Toont gehechtheid
Bezorgdheid bij verlaten
Onderscheidt jongens van meisjes
Na de peutertijd begint de kleutertijd.

Fijne motoriek

Ook de fijne motoriek verbetert enorm. Torens bouwen, krassen met een potlood of krijtje, met klei, zand of water spelen, bladzijden van het boek omslaan en zelf eten zijn daar voorbeelden van. Langzamerhand zal het krassen veranderen in tekenen: je kind gaat vooraf bedenken dat hij een auto of een poppetje wil gaan maken en ook echt proberen de lijntjes op de juiste plek te krijgen. In de loop van de peutertijd ontstaan zo de eerste “kopvoetjes”. (in alle culturen beginnen kinderen met het tekenen van een mens als een rondje voor het hoofd met strepen er aan vast voor armen en benen. Pas later volgt de buik, krijgt het hoofd haar en worden de armen en benen niet meer met 1 maar met 2 lijntjes getekend.)

Grotere peuters krijgen misschien interesse in het lezen en het schrijven van letters. Begin met de eerste van zijn naam, of de ‘o’ van oma, maar forceer het vooral niet zelf als hij er nog geen interesse in heeft.

De afstand tussen jou en je kind

Omdat je kind nu veel mobieler is zal hij ook echt op onderzoek uit kunnen gaan. Als ouder of oppasser kom je vaak ogen en handen tekort om te zorgen dat er niets gebeurt. Doet hij iets wat niet mag of gevaarlijk is, ga dan naar hem toe. Zorg dat je op dezelfde hoogte bent als je kind en zeg duidelijk en rustig nee. Schreeuw niet, en blijf niet te ver uit zijn buurt. Hoewel zijn ogen en oren het wellicht prima doen, lukt het je simpelweg nog niet om echt contact met een klein kind te maken op grote afstand. De vuistregel is dat je in meters niet verder van je kind af moet gaan staan dan het aantal jaar dat het kind oud is. Dus een dreumes van net één jaar moet je benaderen van één meter afstand. Een kind van vier begrijpt je nog als je van een afstand van vier meter tegen hem praat.

Emotionele ontwikkeling
Verlatingsangst en zelfstandigheid
Je dreumes is nu een stuk mobieler dan in het eerste jaar. Hij bepaalt voor een groot deel zelf waar hij wel en niet naar toe gaat. Soms zal hij de hele dag achter je aansjokken en je proberen te imiteren. Andere keren zal hij zelf op ontdekkingstocht gaan, jou vergeten als er aan de andere kant van de straat een interessant draaiorgel staat.

Veel kinderen krijgen zo rond hun 12e tot 14e maand weer een periode van eenkennigheid. Je kind gaat steeds meer beseffen dat hij een eigen persoontje is en niet meer zo afhankelijk van jou. Hij is steeds mobieler en kan van je weglopen. Aan de andere kant is hij natuurlijk nog lang niet in staat om lang zonder jou te kunnen en dat levert soms angst op. Veel kinderen zullen nu verdrietig reageren of voelen zich in de steek gelaten bij het afscheid nemen op de kinderopvang bijvoorbeeld. Je kind is nu slim genoeg om te weten dat jij er niet bent. (het feit dat hij je niet wil zien, zegt dat hij niet aan je denkt.) maar moet nog leren en vertrouwen dat je ook weer terug zult komen en dat hij zich in de tussentijd ook zonder jou wel even kan redden.

Aan de andere kant wil je dreumes misschien juist steeds vaker zelf dingen doen, los van pappa en mamma. Hij kan steeds meer en beseft dat hij een eigen persoontje is met een eigen willetje. Hij wil "zelf" eten (of zelf bepalen dat hij NIET wil eten!), zelf aangeven welke kant hij op wil, welke kleding er gedragen moet worden en meer. Geef hem vooral de vrijheid om zelf op onderzoek uit te gaan en dingen te proberen maar blijf wel altijd opletten, en laat hem vooral ook duidelijk merken dat jij er altijd voor hem bent als hij hulp of troost nodig heeft (een veilige haven). Een kind dat zich veilig en geliefd voelt zal gelukkiger zijn en zich beter ontwikkelen dan een bang kind dat geen vertrouwen heeft in zijn verzorgers.

Eenkennigheid of verlatingsangst
Verlatingsangst of scheidingsangst komt vrijwel bij ieder kind voor. Kinderen gaan huilen wanneer vertrouwde mensen uit de omgeving even weg gaan. Dit kan zijn wanneer je je kind wegbrengt naar het kinderdagverblijf, maar ook wanneer je je kind naar bed brengt of wanneer hij 's nachts wakker wordt en merkt dat hij helemaal alleen is.

Eenkennigheid is een term die in dit opzicht ook vaak gebruikt wordt. Er zijn meestal een of twee personen waarbij het kind zich echt heel erg vertrouwd voelt terwijl hij voor vrijwel alle andere mensen een beetje bang is. Hij wil opeens niet meer bij opa op schoot, of drukt zich tegen zijn moeder aan als de mevrouw achter de kassa tegen hem praat.
Oorzaken
Die angst kan van de een op de andere dag ontstaan en is een hele normale fase in de ontwikkeling. Bijna elk kind heeft er last van. Maar, afhankelijk van het karakter zal het ene kind het er moeilijker mee hebben dan het andere kind.

Je kind gaat steeds meer begrijpen, maar begrijpt ook nog een heleboel niet. Hij ziet nu al wel het verschil tussen bekend en onbekend. Hij onderscheidt bekende gezichten van onbekende gezichten, merkt dat het op het kinderdagverblijf anders toegaat dan thuis.

Tegelijkertijd snapt hij nog niet dat onbekende mensen ook best te vertrouwen kunnen zijn, dat kost tijd om te leren. En vanuit zijn veilige positie vlakbij jou kan hij dat het beste proberen te begrijpen. Het liefst wil hij dus dicht bij jou blijven en vindt het niet leuk als je ervandoor gaat. Hij begrijpt ook nog niet dat als jij uit het zicht verwijnt, ook al is het maar voor even, dat je dan niet helemaal verdwenen bent en weer terug zal komen.
Wanneer komt deze angst voor?
Tussen de leeftijd van 8 en 18 maanden is deze angst het hevigst. Zodra de favoriete ouder of verzorger maar even uit het zicht verdwijnt, begint het kind al te huilen. Deze angst kan blijven tot de leeftijd van 3 jaar. Rond de leeftijd van 4 jaar zal je kind steeds beter kunnen tegen een korte scheiding van zijn ouders. De omgeving wordt vertrouwder, je peuter kan zich nu ook beter uiten door te praten en hij is zelfredzame geworden.

Hoe ermee om te gaan?
Het is natuurlijk wel een hele eer voor jou als ouder dat je kindje alleen maar bij jou wil zijn, maar het is soms ook wel erg vermoeiend als je geen stap kan zetten zonder dat hij gaat huilen. Ook is het frustrerend als het kind vooral aan de ene ouder hangt en van de andere ouder minder weten wil. Probeer te begrijpen dat het een fase is die heel normaal is en waarschijnlijk vanzelf weer over gaat.

Het is wel belangrijk om als ouder deze angst serieus te nemen. Troost je kind dus als hij bang of in paniek is, dat geeft een veilig gevoel. Natuurlijk zal hij op termijn wel leren dat ook andere mensen te vertrouwen zijn, maar geef je kind daar de ruimte in. Je kunt het niet forceren.

Aan de andere kant voelen kinderen ook heel goed aan wanneer ouders zelf ook moeite hebben met de angst van het kind en er te krampachtig mee omgaan. Je kind heeft dan het gevoel dat er echt iets is om bang voor te zijn. Wanneer je je kind naar het kinderdagverblijf brengt, houdt het afscheid nemen dan kort. Blijf niet te lang bij je kind en kom niet nog even terug om te kijken hoe het gaat. Dit maakt het voor een kind alleen nog maar moeilijker.

Enkele praktische tips:
Wanneer je thuis uit beeld van het kind bent, laat dan je stem nog wel horen. Liedje zingen of een beetje rommelen. Vertrouwde geluiden kunnen je kind geruststellen om over zijn angst heen te komen.
Het "kiekeboe" spel is bij baby's een goede manier om te oefenen dat "niet zien" niet gelijk is aan "weg en niet meer terugkomen"
Probeer altijd duidelijk afscheid te nemen van je kindje met een dikke knuffel en een vast ritueel, in plaats van gewoon maar te verdwijnen. Begroet hem natuurlijk ook weer uitbundig als je weer terugkomt.
Is je kindje groot genoeg om te begrijpen wat je zegt, Benoem wat je gaat doen en houdt je ook aan deze afspraken. Zeg bijvoorbeeld dat je even de vuilniszakken buiten gaat zetten. Je kind zal dan gaan huilen, maar laat dat dan ook even zo. Je komt dan weer terug en je kind leert zo erop te vertrouwen dat jij je aan de afspraken houdt. Je kind oefent op deze manier in het alleen zijn.
Even "rommelen" op de gang zodat hij je nog hoort als je uit het zicht verdwenen bent, of de wekkermethode bijvoorbeeld, waarbij je in het begin om de paar minuten even snel je kind komt troosten zodat hij weet dat je niet echt helemaal weg bent.
Houdt je aan vaste rituelen. Bijv. bij het wegbrengen naar de oppas. ("jasje uit, even zelf met het kind spelen met zijn favoriete speeltje, zeg tegen het kind dat je nu gaat en dat je vanmiddag weer terugkomt, neem afscheid en loop weg"). Laat het aan de oppas over om het kind eventueel te troosten.
Heeft het kind een voorkeur voor een van beide ouders, probeer het kind dan ook eens door de andere ouder te laten troosten als de favoriete ouder in de buurt is. Je kunt er dan naast gaan staan en het kind samen troosten. Het kan zijn dat hij zijn armpjes naar de favoriete ouder uitstrekt, maar laat dit dan niet toe. Doe dit ook bij de oppas.
Angsten, driftbuien en fantasie
Ook peuters hebben weer zo hun eigen angsten. Het is heel normaal dat een kind weer even een periode krijgt dat hij meer eenkennig, emotioneler of angstiger is dan voorheen. Een peuter denkt alweer over veel meer dingen na, begrijpt de wereld alweer een stukje beter - maar nog niet helemaal. Hij vult dat wat hij nog niet begrijpt aan met zijn enorme fantasie en creëert zo zijn eigen magische wereld. Dat kan angsten opleveren voor soms heel normale dingen, zoals schaduwen op de muur van zijn kamertje, de tijgers in de dierentuin, een krokodil onder zijn bedje... Soms is de eenkennigheid weer terug, klampt je kind zich aan ouders of vertrouwde personen vast en is bang voor nieuwe situaties.

Die angst overvalt je kind en is voor hem heel reëel. Het gaat er niet om dat jij die enge krokodil niet ziet, maar om het feit dat hij bang is en eerst weer rustig moet worden om verder te kunnen slapen. Zeg dan ook niet dat hij niet bang hoeft te zijn, maar troost hem en probeer er later, als de angst is weggezakt, nog eens over te praten of wacht tot hij er zelf over begint. Probeer eventueel met behulp van een boekje of een eigen verzonnen verhaaltje te helpen over de angst heen te komen. Na verloop van tijd verdwijnen deze angsten meestal wel weer.

De steun van een knuffel op pop
Een pop biedt zeer zeker veiligheid aan een kind; het meenemen en vasthouden van een pop of knuffelbeer geeft steun en troost, maar het is ook een maatje dat dezelfde dingen meemaakt als een kind. En dit maatje is er altijd (ook in bed, als iedereen verder weg is), loopt ook niet weg, en blijft altijd hetzelfde. Het is ook zeker waar dat kinderen makkelijker tegen een pop of knuffelbeest praten. In het spelen met poppen oefenen kinderen vaardigheden. Dit kan van alles zijn: van het verzorgen van de pop tot het oefenen met sociale situaties. Poppen kunnen de plaats van vriendjes of vriendinnetjes innemen. Het praten tegen een pop is veiliger; deze zegt immers niks terug, dus je kunt geen fouten maken. Een pop 'begrijpt' ook alles wat een kind zegt. Als een kind een pop overal mee naar toe neemt, dan maakt die immers hetzelfde mee als het kind. Aan een pop kun je ook allerlei geheimen toevertrouwen, want hij/zij vertelt niks verder. Daarnaast vult een kind zelf in wat een pop 'zegt'. Het krijgt dan ook alleen de reacties die het wenst.





Fantasie
Veel kinderen hebben op deze leeftijd een enorme fantasie. Ze "zijn" ineens Bob de Bouwer of praten tegen onzichtbare vriendjes en kunnen helemaal opgaan in hun fantasiespelletjes en het magische denken.

De denkbeeldige vriendjes of hun speelgoedpoppetjes beleven allerlei avonturen, meestal hele herkenbare maar voor hem spannende dingen zoals een bezoekje aan de dokter of het zien van een dode vis in het water. Soms zal je hem een perfecte imitatie van een Boze vader of moeder horen geven tegen zijn knuffelbeer die zogenaamd stout is geweest. Door goed op te letten hoe een kind speelt en wat hij vertelt tijdens zijn spel kun je weer een beetje verder inzicht krijgen in wat er in zijn hoofd omgaat. Er is niets verkeerd aan fantasie. Dit soort fantasiespel is juist een prima manier voor je kind om nieuwe ideeën te onderzoeken en het leven vanuit een ander gezichtspunt te ervaren. Geniet ervan en maak er gebruik van. Als je kind niet naar de dokter durft, laat dan eerst zijn knuffel even onderzoeken. Laat Ernie een prikje krijgen waar Ernie natuurlijk heel hard en gek om gaat huilen. Maak er een lolletje van en zeg tegen Ernie dat hij niet zo gek moet doen en goed moet opletten hoe dapper zijn vriendje [naam van je kind] doet als hij een prikje krijgt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten